Uit een onderzoek van het WODC en de VU blijkt mogelijk een ‘blinde vlek’ voor delinquente meisjes in de strafrechtsketen. Zo zouden ze minder snel in beeld komen als verdachte. En als ze toch in de strafrechtsketen terecht komen, lijkt het of ze bewust of onbewust anders gezien en bejegend worden dan jongens. Daarnaast laat het onderzoek zien dat meisjes mogelijk andere delicten plegen en andere rollen vervullen dan jongens. Ze hebben ieder wellicht een eigen aanpak nodig voor resocialisatie. Kennis over hun delinquente gedrag en de aanpak daarvan is nog beperkt. Daarom is de aanbeveling om meer te investeren in het verkrijgen en vergroten van (evidence based) kennis over delinquente meisjes.
Dit betrof een verkennend onderzoek en de resultaten zijn indicatief en niet zonder meer te generaliseren naar alle delinquente meisjes (leeftijd 12 t/m 27 jaar). Meer verdiepend en herhaaldelijk onderzoek is nodig om de bevindingen te kunnen duiden.
Meisjes minder betrokken bij delinquentie of minder snel verdacht?
Zowel jongens als meisjes melden vaker zelf betrokkenheid bij delicten dan dat zij daadwerkelijk bij politie in beeld zijn, maar bij meisjes is dit verschil groter dan bij jongens. Mogelijke redenen hiervoor zijn dat meisjes werkelijk veel minder betrokken zijn bij delinquentie, vaker delicten plegen die minder snel tot vervolging leiden of sneller door de politie over het hoofd worden gezien dan delinquente jongens.
Ander delict gedrag en rol daarin
Meisjes en jongens verschillen in het type delict dat ze plegen. Meisjes zijn bijvoorbeeld minder vaak betrokken bij geweldsdelicten. Volgens professionals hebben ze daarnaast mogelijk ook een andere rol bij het plegen van delicten dan jongens. Zo lijken meisjes bij oplichting en afpersing een sociale of faciliterende rol te hebben (bijv. contact leggen met slachtoffers). Ook geven professionals aan dat meisjes niet altijd op eigen initiatief meedoen aan delicten, maar dat wellicht doen onder druk van mannelijke medeverdachten.
Lees verder via wodc.nl