Robin Christiaan van Halderen en Benjamin Rafaël van Gelderen. (2020). Het spanningsveld tussen regels en ruimte: een onderzoek naar taakgerelateerd ongeoorloofd handelen binnen de Nederlandse politie. Tijdschrift voor Veiligheid (19) 4, 3-21.
In dit artikel wordt inzicht gegeven in ‘taakgerelateerd ongeoorloofd handelen’ (TOH) van Nederlandse politieagenten. TOH borduurt voort op het concept ‘noble cause corruption’. Kwalitatief onderzoek is uitgevoerd binnen een regionale eenheid. TOH blijkt een relatief gebruikelijk fenomeen binnen het politiewerk. Dit artikel geeft een categorisering van uitingsvormen. Tevens is er aandacht besteed aan verschillende aan TOH gerelateerde factoren, te onderscheiden in de individuele verantwoordelijkheid van de politieagent en organisatorische factoren. Om met TOH om te gaan wordt aanbevolen om aandacht te geven aan de wijze waarop politieagenten hun eigen gedrag beoordelen en verantwoorden, hun kennisniveau en sociale vaardigheden. Verder spelen onder andere de organisatiestructuur en leiderschap een belangrijke rol. De wijze waarop leidinggevenden omgaan met de professionele ruimte van politieagenten verdient aandacht bij het reduceren van TOH. Er wordt een handelingssuggestie gepresenteerd voor leidinggevenden binnen de politieorganisatie.
1 Inleiding
Politieagenten worden dagelijks geconfronteerd met heftige en emotioneel beladen incidenten (Van Gelderen, Heuven, Van Veldhoven, Zeelenberg & Croon, 2007). Gebeurtenissen waar velen van ons liever van weglopen, maar waarbij politieagenten juist worden geacht een stap naar voren te zetten. De politie heeft als missie waakzaam en dienstbaar te zijn aan de waarden van de rechtsstaat. Ze vervult deze missie onder meer door ongeoorloofde en onwettige gedragingen van anderen te stoppen, in te grijpen bij noodsituaties en samen te werken met veiligheidspartners. De politie dient hierbij moedig, betrouwbaar, integer en verbindend te acteren. Politiemedewerkers worden gestimuleerd om te handelen naar eigen deskundigheid en aansturing is gebaseerd op vertrouwen. Sinds de vorming van de Nationale Politie zijn ‘professionele ruimte’ en ‘georganiseerd vertrouwen’, naast onder andere ‘operationeel leiderschap’, dan ook centrale cultuurbegrippen (Politie, 2012: 17-18, 28-30). In het spanningsveld dat bestaat tussen de regels en de ruimte om het handelen naar eigen inzicht vorm te geven, blijkt in de praktijk echter dat er ook politieagenten zijn die de grenzen van wet- en regelgeving soms opzoeken en overschrijden. In dit artikel wordt daar nader op ingegaan en dan juist in de omstandigheid dat de overschrijding ten goede komt aan het werk. Dit specifieke fenomeen kan ook wel omschreven worden als ‘taakgerelateerd ongeoorloofd handelen’ (TOH). TOH wordt gedefinieerd als: het overtreden van regels en formele afspraken met het oogmerk te handelen op een manier die ten goede komt aan de politiële taakuitvoering. Overtredingen van politieagenten voor zuiver privébelang, zoals omkoping of declaratiefraude (zie Bouma, 2019), zijn geen vormen van TOH. Bij het begrip TOH gaat het om schendingen die ogenschijnlijk, of in de perceptie van de politieagent, ten minste gunstige kortetermijneffecten hebben voor de organisatie en/of de samenleving. Persoonlijk voordeel, zoals een verlaging van de werklast, een positieve beoordeling na een ingewikkeld opsporingsonderzoek of het uitblijven van frictie met collega’s door toe te geven aan groepsdruk, wordt als verklaring voor TOH echter niet volledig uitgesloten. Het zou echter niet de primaire drijfveer moeten zijn (Van Halderen, 2019b: 17, 77).
Zo nu en dan doen de media verslag van een gebeurtenis die kan worden getypeerd als TOH. Een betrekkelijk recent voorbeeld speelde bij de vermissing van Anne Faber (zie NRC, z.d.). Anne Faber raakte vermist na een fietstocht en bleek door Michael P. te zijn verkracht en om het leven te zijn gebracht. Op het moment dat Michael P. werd aangehouden, was het nog onduidelijk wat er met Anne Faber was gebeurd. In een poging de locatie van Anne Faber te achterhalen werd Michael P. door het arrestatieteam hardhandig aangepakt. Hij werd geboeid en geblindeerd in een transportbus geplaatst en zonder het zwijgrecht mee te delen werd Michael P. meermaals naar de vind- of verblijfplaats van Anne Faber gevraagd. Zijn handboeien zouden zijn gedraaid en een gemuilkorfde politiehond werd bij zijn gezicht gehouden. Gedreigd werd dat de hond zou bijten als hij de locatie van Anne Faber niet zou vertellen aan de agenten. De rechterschouder van Michael P. zou zijn gebroken tijdens het transport. De Rechtbank Midden-Nederland (2018) concludeerde, op basis van het onderzoek van de Rijksrecherche naar de aanhouding, dat er onder meer sprake was van een onmenselijke behandeling (art. 3 EVRM). Doordat Michael P. pas twee dagen na zijn aanhouding een bekentenis aflegde, had het optreden van het arrestatieteam geen gevolgen voor de veroordeling. Het Gerechtshof Amsterdam (2019) heeft besloten dat het Openbaar Ministerie (via een zogenaamde art. 12 Sv-procedure) verder strafrechtelijk onderzoek moet doen naar de manier waarop de aanhouding is verlopen. De rol van leidinggevenden van het Openbaar Ministerie en de politie bij de aanhouding moet in het onderzoek expliciet aandacht krijgen.
Het bovenstaande voorbeeld betreft een uitzonderlijke situatie. Het is echter van belang om te beseffen dat TOH ook in het alledaagse politiewerk aan de orde is, zoals ook in dit artikel naar voren zal komen. Ervan uitgaande dat agenten goed politiewerk beogen te verrichten is de manier waarop zij dit vormgeven niet altijd geoorloofd en is de gepleegde schending soms niet in verhouding tot het te bereiken doel. Dit artikel is gebaseerd op het promotieonderzoek van een van de auteurs (Van Halderen, 2019b) en een publicatie daarover voor Politie en Wetenschap (Van Halderen, 2019a). Centraal in het onderzoek stond de vraag hoe TOH zich in de Nederlandse politiepraktijk manifesteert en welke factoren eraan bijdragen. In dit artikel wordt bondig verslag gedaan van de onderzoeksbevindingen. De focus in het artikel is tweeledig. Ten eerste wordt er een beschrijving gegeven van de uitingsvormen van TOH in de bestudeerde politiepraktijk. Ten tweede wordt er ingegaan op de spanning die kan bestaan tussen het naleven van wet- en regelgeving (incl. protocollen, procedures, richtlijnen, enz.) en de wijze waarop ruimte wordt geboden en genomen om het werk naar eigen deskundigheid in te vullen. Aandacht wordt onder andere besteed aan organisatorische factoren, zoals leiderschap en organisatiestructuur, evenals de wijze waarop agenten hun handelen rationaliseren. De individuele verantwoordelijkheid van politieagenten voor hun handelen en eigen professionele ontwikkeling wordt onderstreept. Het artikel wordt afgesloten met een handelingssuggestie voor leidinggevenden en aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
Lees verder via bjutijdschriften.nl