GBM-maatregel voor delinquenten niet effectief – Recidive van zedendelinquenten

Jeugddelinquenten die een Gedragsbeïnvloedende Maatregel (GBM) krijgen opgelegd recidiveren niet minder vaak dan jongeren met een voorwaardelijke jeugddetentie. Dit blijkt uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC). Bijna een derde gaat binnen de eerste 6 maanden dat de GBM loopt opnieuw de fout in. Dit verschilt niet significant met delinquente jongeren die een PJi-maatregel hebben gekregen of voorwaardelijke jeugddetentie. Een jaar nadat GBM is afgelopen, is 52% van de jongeren gerecidiveerd. Na 2 en 3 jaar loopt dit percentage op naar respectievelijk 65% en 71%. Ook deze percentages zijn niet significant verschillend. Sinds 2008 kan de rechter een GBM opleggen aan jongeren met psychische problemen die een ernstig misdrijf of veel delicten hebben gepleegd. Zij moeten verplicht deelnemen aan een programma met verschillende interventies zoals een psychiatrische behandeling. De maatregel wordt opgelegd als een PJI-maatregel, een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting, te zwaar is en een voorwaardelijke jeugddetentie te licht. De straf is de afgelopen jaren zeer weinig opgelegd.

Bron: WODC

Lees verder via

• Volkskrant – Hoe kunnen we herhaling van zedendelinquenten het best voorspellen? Met actuariële risicotaxatie
• Nationaal Rapporteur – Gewogen risico. Deel 1: Communiceren over recidive in zedenzaken
• Nationaal Rapporteur – Gewogen risico. Deel 2: Behandeling opleggen aan zedendelinquenten