Tal van onderzoeken bevestigen het: jongeren met een niet-westerse achtergrond zijn oververtegenwoordigd in de zwaardere vormen van jeugdzorg. Kinderen van Antilliaanse en Surinaamse herkomst vormen in bijna alle vormen van jeugdzorg de meerderheid, terwijl bij de jeugdreclassering vaak jongeren van Marokkaanse herkomst terug te vinden zijn. Veel van deze jongeren komen uit de kwetsbare wijken waar ik jarenlang heb gewerkt. Ze krijgen, meer dan autochtone kinderen, te maken met zaken als armoede, vroegtijdige schooluitval en gescheiden ouders.
Dat kinderen met een niet-westerse achtergrond meteen in de zware jeugdzorg terecht komen is opvallend, maar ook verklaarbaar. Want een deel van de jeugdzorg sluit simpelweg niet goed aan bij veel van deze gezinnen. Het gevolg hiervan is dat er te laat ingegrepen wordt, met alle gevolgen van dien. Wat kunnen en moeten we doen om ervoor te zorgen dat juist ook deze jongeren sneller en beter geholpen kunnen worden?
Angst
Laten we allereerst stoppen met het analyseren en onderzoeken van het problemen. We weten namelijk al lang waar de schoen wringt: bij de angst en het wantrouwen van de ouders. Veel ouders in gezinnen met een niet-westerse achtergrond zijn namelijk bang: bang voor het onbekende, bang voor een uithuisplaatsing, bang om veroordeeld te worden. Hoe vaak ik als opbouwwerker ouders wel niet tegen andere ouders heb horen zeggen: “Breng jouw kind niet naar jeugdzorg, want ze pakken jouw kind af!” Het zit in de hoofden van mensen.
Hoe vaak ik ouders wel niet heb horen zeggen: “Breng jouw kind niet naar jeugdzorg, want ze pakken jouw kind af!”Die angst zorgt ervoor dat als er toch een hulpverlener in het spel komt, deze vaak niet in staat is om écht contact te maken met ouders en een vertrouwensband op te bouwen. Bovendien ontbreekt het bij vele van hen aan de kennis en de vaardigheden om te kunnen werken met niet-westerse gezinnen. Zo kwam ik ooit in contact met een islamitisch gezin waarvan de minderjarige dochter een oudere vriend had die haar misbruikte. De ouders wisten van niks en toen de betrokken hulpverlener met alle goede bedoelingen vertelde wat er echt aan de hand was, escaleerde de boel. Seks buiten het huwelijk is namelijk taboe binnen de islamitische gemeenschap. Vader werd kwaad en gaf moeder de schuld. Pas na een interventie van een andere hulpverlener, die vaker met niet-westerse gezinnen had gewerkt, keerde de rust weer terug.
Cultuursensitief werken
Het voorbeeld van zojuist laat zien hoe belangrijk het is dat er goed geschoolde hulpverleners zijn die de juiste ‘voelsprieten’ hebben en met dit soort gezinnen kunnen werken. Zo kan een hulpverlener makkelijk binnen komen bij een gezin, juist als de problemen nog niet geëscaleerd zijn. Dat voorkomt ingrijpen als het in een wettelijk kader verplicht moet.
Als raadslid pleit ik al jaren voor cultuursensitief werken, waarbij het hulpverleningsaanbod toegespitst is op niet-westerse gezinnen. Dat betekent dat organisaties meer moeten gaan doen aan divers personeelsbeleid en scholing. Ook moeten jongeren en ouders met een niet-westerse achtergrond meer betrokken worden bij het hulpverleningsaanbod. Zij zijn immers de ervaringsdeskundigen en kunnen als geen ander aangeven waar de knelpunten en oplossingen liggen. Op die manier ontwikkel je hulp die aansluit op de behoefte in de praktijk.
Gemeenten aan zet
En de politiek? Die moet ervoor zorgen dat er bij de gesprekken met aanbieders over de inkoop van zorg afspraken worden gemaakt over cultuursensitief werken. Als raadslid in Utrecht ben ik al een tijd bezig om aandacht te vragen voor dit onderwerp, want buurtteams, jeugdzorginstellingen en andere organisaties zijn vaak nog te weinig cultuursensitief. Gelukkig ziet het college in Utrecht dat in en gaan ze ermee aan de slag. Hopelijk volgen andere gemeenten in Nederland ook.
Ben ik blij met dit resultaat? Ja, het begin is gemaakt, maar we hebben nog een lange weg te gaan. Want uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: dat onze kinderen een eerlijke kans krijgen om op te groeien in een veilige en gezonde omgeving. Zij zijn de toekomst, ze verdienen het beste!
Bron: Kennisplein Jeugd