Hij praat als mijn oom aan de bar, zijn Engels is slechter dan steenkool en zijn filosofie zó simpel dat je aan je eigen wijsheid begint te twijfelen. Maar dan daagt het besef: Jos de Blok, de oprichter van Buurtzorg, is een van de belangrijkste denkers van deze tijd. ‘Managen is flauwekul. Je moet mensen gewoon hun werk laten doen.’
n de journalistiek is het eigenlijk niet de bedoeling dat je iemand echt bewondert. Als jonge verslaggever leer je zure vragen te blijven stellen, of – zoals dat heet – ‘kritisch’ te blijven. Zelf word je geacht geen mening te hebben. Op de School voor Journalistiek noemen ze het ‘neutraal’ en ‘objectief,’ en geloof me, tijdens het schrijven van dit artikel heb ik er mijn best op gedaan.
Maar er komt een moment dat nóg een zure vraag bijna belachelijk wordt. Dat je jezelf in steeds meer bochten moet wringen om zuur, pardon, kritisch te blijven.
Toegegeven: ik wilde Jos de Blok al een hele tijd spreken. Ik had al vaak gelezen over het succes van Stichting Buurtzorg. En ik had het gevoel dat zijn filosofie, als ik het zo mag noemen, veel verder gaat dan de zorg. Dat hij een van de vertegenwoordigers is van een nieuwe politiek. Van een nieuw mensbeeld. En dat hij als een van de weinigen een alternatief heeft ontwikkeld voor het mislukte kapitalisme van de afgelopen dertig jaar.
Maar laat ik eerlijk zijn: toen ik hem voor het eerst sprak, kwam hij niet over als een groot denker. In een paar woorden zette De Blok de hele Nederlandse bestuurdersklasse weg. ‘Managen is flauwekul. Je moet mensen gewoon hun werk laten doen.’
Tuurlijk Jos, denk je dan. Neem er nog eentje. Tot je beseft: dit is geen kletsmajoor. Deze man heeft een immens succesvolle organisatie met meer dan veertienduizend werknemers opgebouwd. Hij is vijf keer verkozen tot werkgever van het jaar. Hoogleraren van New York tot Tokio komen naar hém toe om zich te laven aan zijn wijsheid.
En dus besloot ik alle Bekijk vooral dit interview in het blad Management Scope.interviews met Jos de Blok die ik maar kon vinden grondig door te spitten. Al snel kreeg ik de slappe lach.
Vraag: Heeft u iets waarmee u zichzelf motiveert? Steve Jobs zou iedere ochtend in de spiegel tegen zichzelf hebben gezegd: wat zou ik doen als dit mijn laatste dag was?
Antwoord: ‘Ik heb zijn boek ook gelezen en ik geloof er geen hout van.’
Vraag: Gaat u vaak naar netwerkbijeenkomsten?
Antwoord: ‘Op de meeste bijeenkomsten gebeurt niets, daar zie ik alleen mensen die elkaars meningen bevestigen. Die sla ik dus liever over.’
Vraag: Hoe motiveert u [uw medewerkers]?
Antwoord: ‘Niet. Daar gaat een soort betutteling van uit, vind ik.’
Vraag: Waar ontstaat dan de stip aan de horizon, waar u en uw teams enthousiast van worden?
Antwoord: ‘Die stip is er niet. Ik heb daar niks mee, met zo’n stip.’
Het toppunt kwam misschien wel in november 2014, tijdens de uitreiking van een prestigieuze prijs in Londen. De Albert Medal van The Royal Society of Arts (RSA) was eerder uitgereikt aan Tim Berners-Lee, de uitvinder van het world wide web, Francis Crick, Nobelprijswinnaar en ontdekker van de structuur van het DNA, en Stephen Hawking, de beroemde natuurkundige.
Lees verder via de Correspondent