Bestuurders met moed zijn uitzonderingen als het gaat om veiligheid. De meesten geven onder het motto ‘alles voor de veiligheid’ en uit angst voor hun eigen hachje honderden miljoen uit voor disproportioneel veiligheidsbeleid. De gewone burger blijkt vaak een stuk verstandiger.
Henri Lenferink besloot als burgemeester van Leiden om de zedendelinquent Benno L. te huisvesten waar twaalf collega’s van hem met een beroep op ‘maatschappelijke onrust’ dat weigerden. Lenferink trad zijn bevolking en de media tegemoet met een simpele uitleg: ‘Het algemeen belang van ons strafrechtstelsel vergt dat we mensen na hun straf weer een huis geven, dus ook een zedendelinquent’. Tenminste Leiden begreep dit volledig. De van buiten Leiden georganiseerde demonstratie trad hij ook zelf met fiets en regenjas stoer en succesvol tegemoet, maar dat is een ander verhaal.
Piet Bruinooge besloot als burgemeester van Alkmaar om na een asbestbrand niet een groot gebied tegen ontzettende kosten te saneren om het minieme risico op asbestkanker nog verder te verkleinen, terwijl collega’s daar miljoenen per gemeente aan uitgeven. Hij legde dit uit aan de inwoners van de betreffende wijk en liet hen de keuze om te blijven of op kosten van de gemeente tijdelijk elders gehuisvest te worden. Geen inwoner maakte gebruik van die laatste mogelijkheid, maar het openbaar ministerie stelde wel een strafrechtelijk vooronderzoek in of hier sprake was van strafbaar plichtsverzuim van de burgemeester.
Het vergt moed om te doen wat goed is voor de samenleving
Deze beslissingen gaan over risico’s die zo mediagevoelig zijn dat hun collega’s liever voor de ‘veilige’ weg kiezen en daarmee de maatschappij juist schade berokkenen. Beide beslissingen getuigen van ‘regentenmoed’, de bestuurlijke lef om te doen wat goed is voor de samenleving en niet te buigen voor de continue dreiging van politieke en juridische aansprakelijkheid als het onvermijdelijk een keer misgaat.
Door Ira Helsloot, lees verder via SocialeVraagstukken.nl