Op 11 januari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep een belangrijke uitspraak gedaan over de Wmo 2015. De Centrale Raad van Beroep heeft in een zaak over het beleid van de gemeente Etten-Leur geoordeeld dat de huishoudelijke hulp van een dochter aan haar moeder niet kan worden aangemerkt als mantelzorg, omdat de dochter voor haar diensten een betaling verlangt.
Aan cliënte is onder de Wmo (oud) huishoudelijke hulp toegekend voor twee uur per week in de vorm van een pgb. De uitwonende dochter van de cliënte heeft deze huishoudelijke hulp verleend waarvoor zij werd betaald uit het pgb van haar moeder. Op basis van de Wmo 2015 komt cliënte niet meer in aanmerking voor een pgb omdat het college van de gemeente Etten-Leur zich op het standpunt stelt dat cliënte de problemen bij de huishoudelijke verzorging zelf kan oplossen door een beroep te doen op haar sociale netwerk, in dit geval haar dochter. Daarbij is meegewogen dat twee uur zorg per week beperkt van omvang is, dat de dochter vlakbij de cliënte woont en dat zij geen betaalde baan heeft. Volgens het college kan de dochter worden aangemerkt als mantelzorger. Haar dochter heeft echter aangegeven dat zij de hulp zal staken wanneer zij hiervoor geen vergoeding meer ontvangt. Cliënte stelt dat niet voldoende is onderzocht of haar dochter bereid is de huishoudelijke hulp zonder financiële tegenprestatie te verlenen.
De Centrale Raad van Beroep stelt – onder verwijzing naar een uitspraak onder de Wmo (oud) – voorop dat ook onder de Wmo 2015 niet kan worden gesproken van mantelzorg als de zorgverlener voor zijn diensten een betaling verlangt. Volgens de Centrale Raad van Beroep kan – anders dan het college stelt – bij de vaststelling of met mantelzorg in de behoefte aan hulp kan worden voorzien geen rekening worden gehouden met mantelzorg die wel geleverd zou kunnen worden, maar die de potentiële mantelzorger niet bereid is te leveren. Mantelzorg kan niet worden afgedwongen. Dit betekent dat het college ten onrechte aan het besluit ten grondslag heeft gelegd dat cliënte voor haar behoefte aan huishoudelijke hulp een beroep kan doen op mantelzorg door haar dochter. De Centrale Raad van Beroep voorziet zelf in deze zaak door huishoudelijke hulp te verlenen in de vorm van een pgb.
Voor gemeenten is het van belang om hun bestaande Wmo-beleid te toetsen aan het in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep gegeven kader over mantelzorg en indien nodig hun beleid of werkwijze aan te passen. Als iemand uit het sociaal netwerk van een cliënt aangeeft mantelzorg niet kosteloos te willen verrichten dan kan de gemeente die zorg niet afdwingen.
Esther Schaake is advocaat bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn en is o.a. gespecialiseerd in de bestuursrechtelijke en gezondheidsrechtelijke aspecten van het sociaal domein. Zij spreekt tijdens De Juridische Gemeente – De belangrijkste wetswijzigingen in theorie en praktijk, georganiseerd door het Haags Congresbureau en BinnenlandsBestuur.