03:13
19 april 2024

Een oude vraag opnieuw onderzocht: effecten van korte gevangenisstraffen ten opzichte van niet-vrijheidsbenemende straffen op recidive op basis van een instrumentele variabele benadering

Een oude vraag opnieuw onderzocht: effecten van korte gevangenisstraffen ten opzichte van niet-vrijheidsbenemende straffen op recidive op basis van een instrumentele variabele benadering

Hilde Wermink, Arjan Blokland, Nikolaj Tollenaar e.a. . (2022). Een oude vraag opnieuw onderzocht: effecten van korte gevangenisstraffen ten opzichte van niet-vrijheidsbenemende straffen op recidive op basis van een instrumentele variabele benadering. Tijdschrift voor Criminologie (64) 2, 147-169.

Het doel van dit artikel is om vast te stellen wat het effect is van korte gevangenisstraffen op recidive. We maken gebruik van gegevens van de longitudinale Life After Release-studie om effecten van korte gevangenisstraffen op recidive over een maximumperiode van vijf jaar te vergelijken met effecten van niet-vrijheidsbenemende straffen. Om zo goed mogelijk te controleren voor verschillen tussen personen met een korte gevangenisstraf en personen met een niet-vrijheidsbenemende straf hebben wij een ‘instrumentele variabele’-methode gebruikt. We laten in ons onderzoek zien dat deze methode binnen de Nederlandse context bruikbaar is om de oorzaak-gevolgrelatie tussen straf en recidive te onderzoeken. Onze bevindingen laten zien dat korte gevangenisstraffen leiden tot meer recidive dan niet-vrijheidsbenemende straffen, zowel op de korte als op de lange termijn.

Inleiding
Gevangenisstraf is in veel landen de zwaarste straf die kan worden opgelegd. Gevangenisstraf is echter ook een dure straf en de kosten voor de oplegging en uitvoering ervan drukken vaak zwaar op het budget van de rijksoverheid. Zo neemt de Dienst Justitiële Inrichtingen, verantwoordelijk voor het uitvoeren van vrijheidsbenemende sancties, maar liefst 87 procent van het bedrag voor de tenuitvoerlegging van diverse straffen voor zijn rekening (Moolenaar & Van Dijk, 2020). In Nederland en daarbuiten staat in het bijzonder de kortdurende detentie in de belangstelling. De Nederlandse rechter kiest relatief vaak voor gevangenisstraf: in 2019 werd in 41 procent van alle veroordelingen een vrijheidsstraf opgelegd. Een substantieel deel daarvan is echter van (zeer) korte duur. In dat jaar kreeg ruim driekwart (77 procent) van de tot gevangenisstraf veroordeelden een straf korter dan zes maanden (Vink, 2020). In twee derde (67 procent) van de gevallen betrof het zelfs een straf korter dan drie maanden. Ook in verschillende andere Europese landen wordt veelvuldig gebruik gemaakt van korte gevangenisstraffen (Dünkel, 2017).

Tegen deze achtergrond hebben beleidsmakers en critici in het verleden gepleit voor het terugdringen van het aantal korte detenties. In 2013 bijvoorbeeld, werd door toenmalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Teeven al eens een conceptwetsvoorstel ingediend met als doel gevangenisstraffen tot zes maanden volledig om te zetten in elektronische detentie. Ook meer recent is met enige regelmaat kritiek geuit op de veelvuldige toepassing van korte detenties in Nederland. Zo zouden rehabilitatiemogelijkheden van korte vrijheidsstraffen zeer beperkt zijn en worden er vraagtekens gezet bij de effectiviteit van deze vorm van straf. Dit terwijl een korte detentie al wel schade kan toebrengen aan het sociale vangnet en de conventionele perspectieven van de dader, hetgeen bijvoorbeeld de uitkeringsafhankelijkheid of het gebruik van geestelijke gezondheidszorg onder ex-gedetineerden zou kunnen vergroten (Batist, 2019; Claessen & Slump, 2020; Kreulen, 2018; RSJ, 2021; Visser, 2021a; 2021b). Door deze indirecte maatschappelijke kosten zou de korte vrijheidsstraf in werkelijkheid wel eens nog duurder kunnen uitpakken dan uit de justitiebegroting blijkt (zie ook Kopf & Mowen, 2020).

Naast financiële en humanitaire argumenten, is voor het beantwoorden van de vraag of een bredere inzet van alternatieven voor korte detentie wenselijk is ook inzicht nodig in de effecten van dergelijke straffen op recidive. Een belangrijk doel van straf is immers het voorkomen van herhaald delictgedrag. Om een volwaardig alternatief voor korte gevangenisstraf te kunnen bieden, zullen de voorgestelde niet-vrijheidsbenemende sancties minstens hetzelfde effect op recidive moeten hebben als korte detenties.

In de huidige studie richten we ons op de vraag naar de effecten van korte gevangenisstraffen op herhaalde (geregistreerde) delicten in vergelijking met recidive na niet-vrijheidsbenemende straffen. We maken daarbij voor de eerste keer in de Nederlandse criminologie gebruik van instrumentele-variabeleanalyse (IV-analyse) om de effecten van kortdurende gevangenisstraffen ten opzichte van niet-vrijheidsbenemende straffen vast te stellen. Om na te gaan wat het effect is van kortdurende detentie baseren we ons op gegevens afkomstig van de Life After Release-studie, een grootschalig longitudinaal onderzoek gericht op de levenslopen en criminele carrières van alle personen die in 2012 door een Nederlandse rechter werden veroordeeld.

Lees verder via tijdschriften.boomcriminologie.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *