De timing had niet beter gekund. Amper een week nadat Hugo de Jonge tot minister van Volkshuisvesting en RO was benoemd, kreeg hij van Arie Lengkeek en Peter Kuenzli het eerste exemplaar van hun onderzoek naar de opschaling van wooncoöperaties. Een slimme zet van beide auteurs, want een CDA-minister staat meestal positief tegenover maatschappelijke initiatieven. Toch waren Lengkeek en Kuenzli oprecht verrast door het enthousiasme waarmee De Jonge hun pleidooi omarmde en de wooncoöperatie als een volwassen segment van de woningmarkt wil behandelen. Er zijn wel eens voorstellen minder warm ontvangen door een lid van het kabinet.
Inspiratie uit Midden-Europa
In hun onderzoek naar de potentie van coöperatief wonen ergeren Lengkeek en Kuenzli zich vooral aan de ondergeschoven positie van deze woonvorm in Nederland. Sinds coöperatieve verenigingen in de Woningwet van 1901 werden uitgesloten van overheidsfinanciering worden woningbouwinitiatieven van burgers niet serieus genomen door banken en gemeenten. Met als resultaat dat coöperatieve woningbouwprojecten niet of nauwelijks van de grond komen. Hoe groot de potentie kan zijn van deze vorm van burgerinitiatief, laten beide auteurs overtuigend zien in hun uitgebreide beschrijving van inspirerende coöperatieprojecten in Wenen, München en Zürich. Stadsbestuurders en banken stimuleren daar al vele decennia wooncoöperaties via een mix van betaalbare kavels, revolverende overheidsfondsen en overname van aandelen.
Lees verder via romagazine.nl