Lennart de Ruig, ‘De WODC-affaire: een kritische blik op het werk van de onderzoekscommissie-Hertogh’, Beleidsonderzoek Online april 2019, DOI: 10.5553/BO/221335502019000004001
Maar liefst drie onderzoekscommissies brachten een rapport uit over de vermeende politieke beïnvloeding en sturing van onderzoek op het WODC van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Aanleiding voor het instellen van de commissies was een uitzending van Nieuwsuur waarin werd gemeld dat de directeur van het WODC de conclusies van een onderzoek in de politiek gewenste richting zou hebben omgebogen. Wat leren we eigenlijk uit het rapport van de onderzoekscommissie-Hertogh, die de kwestie in een breder perspectief moest plaatsen? Hebben we een duidelijke analyse van het probleem en een zinvolle oplossing? Tijd voor een kritische reflectie op het onderzoek naar de ‘WODC-affaire’.
1 Inleiding
Onbevredigend gevoel
Het was, in alle opzichten, een pijnlijke affaire. Voor de klokken luidende onderzoeker, wiens klachten over de politieke sturing op het WODC, het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, tegen haar wil bij Nieuwsuur waren terechtgekomen. En voor het WODC, wiens reputatie wellicht is geschaad door de negatieve aandacht van media en politiek. Tekenend is dat ‘een WODC-tje doen’ een gevleugelde uitdrukking is geworden voor ongewenste beïnvloeding van onderzoek.
De ‘WODC-affaire’, zoals de zaak is gaan heten, is inmiddels niet nieuwswaardig meer. Met de publicatie van maar liefst drie onderzoeksrapporten over de kwestie en de maatregelen die minister Grapperhaus in januari 2019 aankondigde, lijkt de zaak gesloten. Maar de beleidsonderzoeker blijft met een onbevredigend gevoel achter.
Uit de rapporten van de drie commissies die Grapperhaus instelde (Verhulp, Overgaauw en Hertogh), komt geen eenduidig beeld naar voren van de ernst, omvang en oorzaken van de problematiek. Dat valt vooral de commissie-Hertogh aan te rekenen. Deze commissie verzuimt – ondanks haar ruime opdracht – om een grondige analyse te maken van de achtergronden van de kwestie. Ook de methodologie van het onderzoek van de commissie-Hertogh rammelt, op zijn zachtst gezegd. En de aanbevelingen van deze commissie gaan voorbij aan het belang van interactie tussen beleidsmakers en onderzoekers.
Hoog tijd dus voor een kritische reflectie op het onderzoeksrapport van de commissie-Hertogh. Voldoet dat aan de kwaliteitseisen die je aan beleidsonderzoek kunt stellen? Geeft de commissie een goede analyse van de ernst, omvang en oorzaken van de pogingen tot ongewenste beïnvloeding? En bevat het rapport aanbevelingen die bijdragen aan de benutting van J&V-kennis door beleidsmakers – iets wat je zou verwachten bij een beleidsgericht onderzoeksinstituut als het WODC?
Lees verder via beleidsonderzoekinline.nl