Dr. Bart Karstens, Linda Kool MSc MA en Prof. dr. ir. Rinie van Est, ‘De slimme stad: grote beloften, weerbarstige praktijk’, JV 2020-3, p. 10-23
Het concept van de slimme stad is al circa twintig jaar in zwang (Mitchell 1995; Schaffers e.a. 2012), maar de afgelopen jaren is de aantrekkingskracht ervan sterk toegenomen. Dat komt mede door technologische ontwikkelingen op het gebied van Internet of Things, kunstmatige intelligentie en 5G. De slimme stad is op dit moment misschien wel het populairste stedelijke ideaal.1
Veel gemeenten in Nederland voelen zich aangetrokken tot informatie- en communicatietechnologie omdat het werken met data efficiënte oplossingen belooft voor de uitdagingen waar zij voor staan. De lokale overheid is derhalve een belangrijke speler op het gebied van digitale innovatie.2 Een ‘smart city’-strategie geeft een gemeente een visie en een mandaat voor haar beleid, en brengt mensen en middelen in beweging om innovatieve projecten van de grond te krijgen.
De grote beloften worden vaak ondersteund door beelden waarin de slimme stad wordt voorgesteld als een schone, serene en hemelsblauwe oase waar alles efficiënt en foutloos verloopt. De praktijk is echter veel weerbarstiger. Ten eerste staat de term ‘smart city’ niet voor een stad als geheel, maar eerder voor een relatief losse verzameling van digitaliseringsprojecten. Sommige onderzoekers hebben dan ook voorgesteld om het adjectief ‘smart’ maar helemaal weg te laten, omdat het gebruik ervan een reëler beeld van digitalisering in de stad in de weg zou staan (Greenfield 2013). Ten tweede blijken slimmestadprojecten complexe ondernemingen te zijn. Gemeenten lopen tegen een heel scala van juridische, economische, bestuurlijke, maatschappelijke en ethische uitdagingen aan. Niet zelden zorgen deze uitdagingen voor vertraging of zelfs staking van de projecten.
Lees verder via bjutijdschriften.nl