Categorisch afwijzen van het verzamelen van onder meer etnische kenmerken is niet wenselijk. Maar wie mag wat met welke data doen? Data-analyse zal de komende jaren een verdere vlucht nemen. Juist daarom moeten we de huidige discussie over etnisch profileren aangrijpen om tot fundamentele keuzes te komen. Want (etnisch) profileren biedt ook kansen.
Enkele weken geleden werd rapper Typhoon staande gehouden door een agent, die vond dat hij een ‘verdacht profiel’ had. Hetzelfde overkwam even later Feyenoordkeeper Kenneth Vermeer. Deze gebeurtenissen leidden terecht tot heftig discussie in de media over ‘etnisch profileren’, het categoriseren van personen aan de hand van onder meer hun ras. Minister van der Steur reageerde op de aanhouding met de stelling dat ‘etnisch profileren door de politie onacceptabel is’. En door deze gebeurtenissen lijkt de maatschappij zich steeds meer te keren tegen dataverzameling en (etnische) profilering. Maar is profileren op basis van onder meer etniciteit eigenlijk wel altijd slecht?
ZIEKTES VOORSPELLEN
Het staande houden van een individu omdat hij of zij lijkt te passen binnen een specifiek (etnisch) profiel is ongewenst. Toch zijn er situaties waarin een individu juist profijt kan hebben van profilering. Analyseren van data over het ontstaan en verloop van ziekten zorgt bijvoorbeeld voor inzicht in de groepen waar ziekten frequenter voorkomen, inzicht om ziekten vroegtijdig te herkennen en inzicht in de effectiviteit van verschillende behandelmethoden. Ziekten kunnen daardoor effectiever worden behandeld, waardoor patiënten beter herstellen en de zorgkosten worden verlaagd.
Aangezien er verschillende ziektes bij bepaalde bevolkingsgroepen frequenter voorkomen en deze groepen verschillend kunnen reageren op medicatie, zou het mensenlevens kosten in deze analyses etnische gegevens niet mee te nemen. Hier is etnische profileren dus een win-win, voor patiënt en maatschappij. Is het in dat geval niet zo dat we profiteren van profileren?
NIET CATEGORISCH VERBIEDEN
Het categorisch afwijzen van het verzamelen van onder meer etnische kenmerken is in mijn ogen dan ook niet wenselijk. Natuurlijk begrijp ik dat er risico’s zitten aan het niet opslaan van gegevens als religie, seksuele geaardheid en etniciteit: wanneer deze gegevens in handen van kwaadwillenden vallen kunnen zij ermee grote schade aanrichten. Realisme gebiedt mij echter te zeggen dat een verbod op het vastleggen van dit soort gevoelige gegevens niet meer dan symbolisch zal zijn; juist deze kenmerken zijn met gemak af te leiden uit secundaire gegevens als bijvoorbeeld gezinssamenstelling, surfgedrag en locatiegegevens uit mobiele telefoons.
GRIJS GEBIED
Waar we het met zijn allen concreet over moeten hebben is wie wat met welke data mag doen. En hoe we omgaan met ingrijpende beslissingen over een individu als hij of zij lijkt te passen binnen een specifiek profiel.
We zijn er allemaal huiverig voor dat zorgverzekeraars informatie over onze gezondheid verzamelen. Met die data zouden zij bijvoorbeeld de premie voor chronisch zieken kunnen verhogen of bepaalde mensen zelfs op voorhand kunnen uitsluiten van betaalbare toegang tot zorg. Maar wat als die verzekeraar aan de hand van precies diezelfde gegevens preventieve behandelingen aanbiedt? Zijn wij dan nog steeds tegen deze vorm van profilering? Met andere woorden: zijn wij bereid een stuk van onze gezondheid in te leveren in ruil voor het behoud van onze privacy?
Dergelijke dilemma’s spelen ook bij het gebruik van onder meer etnische data door de politie. We lijken als maatschappij nu de mening toegedaan dat agenten niet enkel op basis van etnische profilering burgers staande mogen houden. Maar mag de politie met gebruik van vergelijkbare gegevens ervoor kiezen in bepaalde wijken te zorgen voor ‘meer blauw op straat’ om de veiligheid te vergroten?
DATASPECIALIST EN WETGEVER AAN ZET
Ik pretendeer niet het definitieve antwoord op deze vragen te hebben. Het is juist dit type ethische dilemma’s waar we alleen met de maatschappij als geheel een antwoord op kunnen vinden. We zullen moeten vaststellen wanneer profilering de grens van het maatschappelijk toelaatbare overschrijdt. En misschien nog wel belangrijker, hoe we omgaan met beslissingen over een individueel geval als dit individu binnen een specifiek profiel lijkt te passen.
Wel zie ik hier een voortrekkersrol voor dataspecialisten weggelegd. Zij zijn namelijk de eersten die de impact van analyse van specifieke data ontdekken. Soms nog voordat duidelijk is of deze binnen wettelijke kaders valt en of wij deze maatschappelijk acceptabel vinden. Ik hoop echt dat zij de verantwoordelijkheid nemen om tijdig de maatschappelijke discussie te starten over grensgevallen, waarvoor nieuwe wetgeving of een nieuwe maatschappelijke opinie noodzakelijk is. Het is dan aan de wetgever om tijdig te zorgen voor spelregels die negatieve consequenties van profilering voor een individu voorkomen. Zeker omdat in de komende jaren de mogelijkheden van data-analyse alleen nog maar verder zullen toenemen.
Bron: http://www.agconnect.nl/