Als we met besturen en management van het onderwijs en kinderopvang in gesprek gaan over begeleiding voor het ontwikkelen van kindcenta dan komt in het gesprek vrij snel de wens naar voren om dit met de verschillende partijen (lees: onderwijs en kinderopvang) vanuit gelijkwaardigheid te doen. Dit ideaal blijft overeind zolang er nog geen concrete stappen gezet worden. Maar als partijen met elkaar invulling gaan geven aan het kindcentrum dan komt de samenwerking op dit punt regelmatig onder spanning te staan. En als het spannend wordt gaat de vraag opspelen:
Wie heeft het nu eigenlijk voor het zeggen?
Of wel: Wie heeft ‘de macht’ en bepaalt wat er gaat gebeuren? We merken dat er naar onderwijs en kinderopvang verschillende verwijten worden gemaakt. Over het onderwijs horen we dat zij zich dominant opstellen en teveel willen bepalen. Over de kinderopvang horen we dat zij zich juist te klein maken en dat zij leiden aan het Calimerocomplex. We denken dat het goed is om te begrijpen waarom beide partijen doen wat ze doen. De ontstaansgeschiedenis van onderwijs als grondrecht en kinderopvang als arbeidsmarktinstrument én de hedendaagse betekenis van beiden in de samenleving lijken van grote invloed op de machtsverdeling. Om dit beter te begrijpen doken we in de theorie over macht. Uit de theorie blijkt dat er verschillende bronnen van macht zijn die grofweg worden onderverdeeld in twee categorieën; macht op basis van de positie en macht die verbonden is aan een persoon. Een bron van macht die voortvloeit uit de positie die iemand of iets heeft, is legitieme macht, gebaseerd op de maatschappelijke rol die is toebedeeld.
Lees verder via onderwijsenko.nl