Afgelopen week gaf Paul Cliteur een interview aan Boudewijn Geels van het Financieele Dagblad. Centrale punt in dit interview was de verdediging van de democratie. Hoe moeten we de democratie verdedigen tegen mensen die anti-democratisch zijn en de democratie omver willen werpen?
Maar nu is het tijd om te strijden, stelt hij. ‘De democratie is het waard om verdedigd te worden.’
‘Vroeg of laat wordt dat een serieuze optie. Het is een kwestie van overleven. Of men moet het standpunt innemen dat men nog liever dood is dan rechtsstatelijke regels te schenden. Elke staat heeft de verplichting de veiligheid van de burgers te waarborgen op het grondgebied van de staat.’
Het is een mooie klassieke vraag in de liberaal-democratische traditie en die beslist de moeite waard is om te overdenken. Het is dan ook jammer dat Cliteurs verhaal deels eenzijdig is, deels onzin bevat en deels gebaseerd is op islamofobie.
Wanneer anti-democratisch geweld geen fundamenteel probleem is
Ten eerste is zijn verhaal dus eenzijdig. Want laten we heel eerlijk zijn. Het is in dit land en in de rest van West-Europa perfect mogelijk om decennialang democratische besluitvorming met geweld te dwarsbomen, gewelddadige acties tegen personen en staatsinstituties uit te voeren en dat allemaal op basis van een anti-democratische ideologie zonder aangemerkt te worden als radicaal en/of een bedreiging voor de democratie. Tenminste als de daders wit zijn, seculier en de acties uitvoeren vanuit racistische overwegingen: 30 jaar lang gewelddadig anti-asielprotesten laten dat zien of de acties van de NSU om nog maar te zwijgen van de OAS terreur. Het gaat er niet om dat daar geen maatregelen tegen genomen worden (die soms ook ver gaan), maar vooral dat die niet leiden tot dergelijke fundamentele vragen als die worden opgeroepen door Cliteur.
Lees verder via religionresearch – Waar bescherming van de democratie, anti-radicalisering en islamofobie bij elkaar komen