Prof. mr. dr. A.E. (Jon) Schilder (1958) is hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij verzorgt een college in de HCB Collegereeks ‘Veiligheid, recht en bestuur 2023 – Burgers, bedrijven en veiligheid’ die start op 9 februari in Den Haag en is georganiseerd door het Haags Congres Bureau.
Onze redacteur van VL-Nieuws, interviewde Jon Schilder over zijn achtergrond, zijn bijdrage aan de HCB Collegereeks en een aantal ontwikkelingen op het gebied van ondermijnende georganiseerde criminaliteit en de rol en bevoegdheden van burgemeesters in het bestrijden daar van.
Kan je vertellen wie je bent en wat je doet?
‘Ik ben Jon Schilder en ben sinds een jaar of veertien hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Daarvoor was ik zo’n zeven jaar hoofd van de Afdeling constitutionele zaken bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik heb toen wel het nodige te maken gehad met het onderwerp waar de collegereeks over zal gaan.’
Want waar gaat jouw college over?
Mijn college gaat over de bevoegdheden van burgemeesters tegen wat wel wordt genoemd ondermijnende criminaliteit, meer specifiek de georganiseerde drugscriminaliteit. Ik ga het eerst hebben over een aantal bevoegdheden die al iets meer bekend zijn, zoals die van art. 13b van de Opiumwet. Deze bepaling geeft burgemeesters de mogelijkheid om drugspanden te sluiten.
Daarnaast ga ik ook een meer wat onbekend terrein betreden. Ik ga het hebben over de mogelijkheid die de gemeenteraad heeft om verordeningen te maken die de burgemeester een steun in de rug geven in de aanpak van ondermijnende criminaliteit.
Dat gaat deels om gemeentelijke verordeningen die al een tijd geleden zijn ontwikkeld en die nu worden afgestoft, maar ik heb het ook over nieuwe regelingen die specifiek zijn gemaakt voor de aanpak van de criminaliteit. Dat zijn de twee hoofdthema’s die in dit college aan de orde zullen komen.
Ik hoop ook om op andere belangrijke ontwikkelingen in te gaan. Er is bijvoorbeeld relatief nieuwe jurisprudentie van de Raad van State die het de burgemeester moeilijker maakt om een woning te sluiten. Dit heeft te maken met de toeslagenaffaire waardoor de Raad van State tegenwoordig kritischer oordeelt over het optreden van de overheid.
Wat is ondermijnende criminaliteit?
Het is eigenlijk een vaag begrip. Ondermijning is de laatste tijd een Buzz-woord dat je de laatste tijd vaker hoort. Vroeger werd er gesproken over ondermijning van het gezag, maar tegenwoordig wordt er van alles en nog wat onder verstaan. De focus ligt nu vooral op de georganiseerde drugscriminaliteit die op grote schaal de samenleving ontwricht.
Door de georganiseerde drugscriminaliteit ontstaat een alternatieve samenleving, zoals de inzet van jongeren om drugs te verkopen op straat of tijdens feestjes. Te denken valt ook aan drugswoningen, hennepplantages, XTC-laboratoria en gedumpt drugsafval. Ik denk dat de georganiseerde drugscriminaliteit tegenwoordig één van ernstige vormen is van ondermijnende criminaliteit. In dit verband wordt ook wel over de vermenging van de boven- en onderwereld gesproken.
Uiteindelijk kan je ondermijnende criminaliteit zien als criminaliteit die een belangrijk deel van de samenleving raakt. Kleinschalige overtredingen zoals een verkeersovertreding of winkeldiefstal vallen er bijvoorbeeld niet onder.
Je merkt dat drugscriminaliteit steeds dominanter wordt in onze samenleving en voor zeer ernstige consequenties zorgt, ook op het terrein van de fysieke veiligheid. Een hennepplantage of een pillenfabriekje in een woning kan voor levensgevaarlijke situaties zorgen. Hierdoor worden burgemeesters steeds meer en meer met dit verschijnsel geconfronteerd.
Dat heeft ook van alles te maken met de manier waarop het strafrechtelijke systeem functioneert. Op dat terrein zijn er problemen, onder meer omdat het OM en (straf)rechters structureel overbelast zijn. Het duurt vaak een jaar of twee voordat een crimineel bij de rechter verschijnt – áls het al zo ver komt. Daarnaast gelden er hoge eisen in het strafrecht voor een mogelijke veroordeling van een verdachte. Je kan zeggen dat het systeem niet zo effectief meer is, waardoor er wordt steeds meer wordt gekeken naar burgemeesters.
Als een burgemeester bijvoorbeeld een drugspand wil sluiten, dan kan dat op zeer korte termijn gebeuren. Wat je daardoor ziet is een verschuiving van de rol van de strafrechter naar de burgemeester. Lang niet alle burgemeesters zijn even blij met deze ontwikkeling.
Kan dat juridisch dat de burgemeester de rol van de rechter inneemt?
Puur formeel-juridisch geredeneerd gebeurt dat niet. De sluiting van een drugspand is bedoeld als een herstelmaatregel, met het oogmerk om de orde te herstellen en geen strafsanctie. In procedures bij de rechter wordt wel vaak beweerd dat het toch om een straf gaat, maar een dergelijk verweer heeft als regel geen kans van slagen.
Wat een strafrechter doet is het uitdelen van de klap, iets wat pijn doet. De burgemeester mag dat niet doen, maar als iemand uit zijn woning wordt gezet, ervaart de betrokkene dat toch wel degelijk als een zware straf. Veel zwaarder bijvoorbeeld dan het moeten betalen van een hoge boete wegens een strafrechtelijk vergrijp.
De burgemeester heeft geen rechterlijke functie, maar ook burgemeesters zelf ervaren dat soms anders. Wat ik vaak hoor, is dat zij het gevoel hebben een gat op te moeten vullen dat ontstaan is door de problemen in de strafrechtspleging. Op dat terrein zal er iets moeten veranderen omdat door deze ontwikkeling de traditionele rol van de burgemeester onder druk kan komen te staan. En daar is niemand bij gebaat.
Meer leren van prof. dr. A.E. (Jon) Schilder, prof. dr. Masja van Meeteren, prof. dr. Bob Hoogenboom, prof. dr. Janine Janssen, dr. Remco Spithoven en Hans Moors en samen reflecteren als burgemeester, hoofd van politie, hoofd openbare orde en veiligheid of officier van justitie op veiligheidsthema’s als cybercime, maatschappelijke onrust en ondermijning? Kom vanaf 9 februari naar de HCB Collegereeks ‘Veiligheid, recht en bestuur – Burgers, bedrijven en veiligheid’ op locatie Koninklijk Instituut Van Ingenieurs te Den Haag. Georganiseerd door het Haags Congres Bureau.