De zorg in Nederland is een keurslijf geworden. Er is te weinig ruimte voor individuele keuzes en particulier initiatief. Dat stelt de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) in zijn advies Verlangen naar samenhang. Over systeemverantwoordelijkheid en pluriformiteit.
Bij nogal wat beleidsoperaties, ook in de zorg en de maatschappelijke ondersteuning, spreekt de rijksoverheid over haar systeemverantwoordelijkheid. Meestal wordt daarmee bedoeld dat de rijksoverheid zowel de verhoudingen in het systeem helder wil ordenen als veel ruimte wil laten aan andere bestuurlijke en maatschappelijke partijen. Die ruimte zou vervolgens moeten worden ingezet om ‘maatwerk’ te bevorderen. In zijn eerste advies neemt de nieuwe Raad voor Volksgezondheid en Samenleving de term ‘systeemverantwoordelijkheid’ kritisch onder de loep. Het begrip is zeer dubbelzinnig: de systeemverantwoordelijkheid van de rijksoverheid lijkt veel ruimte te bieden, maar daarvan is allerminst sprake. Binnen het systeem blijkt het vooral te gaan om ordening van verantwoordelijkheden, om eenduidigheid van publieke belangen, om een sterke behoefte aan samenhang. Daarmee sluit systeemverantwoordelijkheid pluriformiteit uit en werkt deze uniformerend. Eigen initiatieven worden eerder ingeperkt dan verruimd, inspelen op de uiteenlopende vragen van burgers wordt bemoeilijkt. Systeemverantwoordelijkheid is een vorm van ‘stille sturing’, die in het systeem op alle niveaus wordt herhaald, zowel op het niveau van gemeenten als binnen zorginstellingen zelf.
De Raad pleit ervoor om in de organisatie van zorg en maatschappelijke ondersteuning uit te gaan van pluriformiteit als centrale waarde, ook voor de publieke belangen van kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid. Dat betekent veel meer ruimte voor burgers en maatschappelijke organisaties en een overheid die haar rechtstatelijke rol centraal stelt: geen discours van systeem, samenhang en integraliteit, maar een oriëntatie op machten en tegenmachten. Het gaat dan om een versterking van zeggenschap van burgers, professionals en hun verbanden en organisaties. Gelijkheid betekent vooral de gelijkheid in het verschil.
Dat vraagt om een grote politieke verantwoordelijkheid voor de bescherming én begrenzing van pluriformiteit en voor het inrichten van ‘checks and balances’ ter voorkoming van machtsmisbruik, monopolie-vorming en uitsluiting. De ruimte voor een meervoudige opvatting van kwaliteit neemt toe, net zoals dat geldt voor opvattingen en vormgevingen van solidariteit. De omvang van collectieve voorzieningen neemt dan af ten gunste van gedifferentieerde particuliere arrangementen.
In een open, democratische samenleving staat niet de samenhang centraal, maar de vrijheid van burgers om te kiezen en om zelf mede vorm te geven aan solidariteit en publieke belangen. Het is aan de politiek om vast te stellen wat de ongewenste uitkomsten zijn en te waarborgen dat die grens niet wordt overschreden.
Bron: RaadRVS