Het plegen van delicten lijkt voor een groot deel inherent te zijn aan het opgroeien van kinderen tot een volwassene: na het twintigste jaar neemt het criminele gedrag sterk af (Junger-Tas, 1992; Moffitt, 1993). Jongeren nemen derhalve een groot deel van de criminaliteit voor hun rekening, waardoor jeugdcriminaliteit zowel wetenschappelijk als beleidsmatig in de belangstelling staat. Dit blijkt onder andere uit het gegeven dat in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie tweejaarlijks een Monitor Jeugdcriminaliteit (MJC) wordt uitgevoerd. Binnen deze monitor brengen het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de ontwikkelingen in de omvang en aard van jeugdcriminaliteit en de afhandeling in kaart. De omvang van de (jeugd)criminaliteit kan onder andere in beeld worden gebracht op basis van politiestatistieken. Een belangrijke kanttekening bij deze cijfers is dat het gaat om de bij de politie geregistreerde criminaliteit. Delicten die om welke reden dan ook niet ter kennis van de politie zijn gekomen of niet in de politieregistratiesystemen zijn geregistreerd, blijven buiten beschouwing
Lees verder via BureauBeke – Van cijfers naar interpretatie Een duiding van de kwantitatieve ontwikkelingen van de jeugdcriminaliteit