Als het gaat om psychosociale problemen van mensen, dan zijn we als medemens, maar ook als professional beperkt in onze mogelijkheden om mensen te helpen. We kunnen wel bijdragen door symptomen te bestrijden, zoals met antidepressiva of antipsychotica, door therapeutische aanpakken, of door chirurgische ingrepen zoals het plaatsen van een elektrode in de hersenen bij ernstige dwangstoornissen. Welke aanpak ook wordt gekozen, er ligt het uitgangspunt aan ten grondslag dat mensen in zekere mate gelukkig en evenwichtig moeten zijn om in onze samenleving te kunnen functioneren. Het zich goed kunnen ontplooien als individu kan niet los worden gezien van de normen, waarden en eisen die een samenleving aan haar leden stelt. Daarom kan een persoon die wij hier als “gek” betitelen in een andere samenleving als een God worden geëerd. En iemand die zich in zijn huidige omgeving doodongelukkig voelt kan in een andere (sub)cultuur opbloeien en zich daar volkomen thuis voelen.
We zijn in het westen wel wat doorgeslagen in het etiketteren van mensen die afwijken van wat we als normaal beschouwen: de een heeft ADHD, de ander NLD, dyslexie, PDD-NOS of borderline. Je bent bijna een uitzondering als je geen etiket hebt. Natuurlijk, als je aan de reactie van anderen of van jezelf merkt dat er iets niet goed zit, kan het fijn zijn om te weten wat het is, maar veel belangrijker is dat je er op een goede manier mee om kunt leren gaan. En anderzijds, sommigen zijn tot grote prestaties gekomen mede dankzij hun zogenaamde afwijking of psychische stoornis, denk aan Van Gogh, Nietzsche of meer recent, Brad Pitt. Maar een algemeen probleem in onze westerse samenleving is dat we in taal en beeldvorming voorbeelden hebben geschapen van de perfecte persoon in verschillende rollen: het broodmagere model, de snel schakelende manager, de altijd vrolijke opvoeder, de gelukkige vakantieganger, de uiterst tevreden klant, de euforische winnaar, enzovoort. Dat geen mens aan deze idealen kan voldoen wordt er niet bij verteld. Wie voor zichzelf of voor anderen streeft naar het ideale plaatje komt niet alleen bedrogen uit, maar wordt uiteindelijk ook ongelukkig of maakt een ander ongelukkig.
In wezen gaat het om de balans in de interactie tussen iemands individuele uitrusting en de eisen en mogelijkheden van de samenleving, zowel de samenleving in grote zin als de directe sociale omgeving waarin iemand zou moeten gedijen: het gezin, de school, de buurt, de werkomgeving. Als de balans zoek is zouden we in eerste instantie in moeten zetten op sociaal pedagogische ondersteuning vanuit de directe omgeving. Die ondersteuning kan allerlei vormen krijgen: mensen stimuleren om lid te worden van een sportclub of toneelvereniging, koffieleutjes of samen klussen. Daar omheen kan een schil worden georganiseerd van buurt- of wijkondersteuning die oren en ogen openhoudt om onbalans te signaleren en hulp te bieden. En de derde schil is de professionele hulpverlening die waar nodig in onmiddellijk in actie moet komen bij ernstige onbalans die tot onaanvaardbaar gedrag of grote psychische nood leidt. De boodschap aan de samenleving als geheel is dat het gewone, dagelijkse samenzijn met zijn ups en downs moet prevaleren boven het ideaal van de individuele perfectie, en dat we moeten stoppen om het beeld van de perfecte mens voortdurend uit te dragen.
Raf Daenen Wethouder jeugd en WMO Oirschot
Inmiddels is mijn ervaring: als er iets ‘mis’ lijkt met kinderen, ga er dan ’s mee praten en kom erachter wat er in zijn/haar ogen ‘mankeert’ in diens omgeving: het reageert op de mogelijkheden en beperkingen die het krijgt op sociaal en/of fysiek vlak, en uit zich sociaal-emotioneel. Of op de overdosis aan tv, computerspellen, eetgedrag (teveel vet, suiker en ‘calorieën in plaats van voedend voedsel). Zoek aan de hand hiervan naar een passende oplossing. problemen zijn net als onkruid: moet je bij de wortel aanpakken, niet bij de verschijningsvorm.