Een van de mooiste verworvenheden in de Nederlandse publieke sector is de huisarts. Wie medische hulp nodig heeft belt zijn huisarts en kan doorgaans snel terecht. De huisarts beoordeelt de hulpvraag van de patiënt. In veel gevallen is medische hulp niet nodig; dan wordt de patiënt naar huis gestuurd met de verzekering dat het vanzelf overgaat, dan wel erbij hoort (bij puberteit, ouder worden of moederschap). In veel andere gevallen kan de huisarts de kwestie zelf oplossen: de patiënt krijgt antibiotica, een zalfje voor de huiduitslag of pillen tegen hoge bloeddruk. In 25 tot 35 procent van de gevallen verwijst de huisarts door naar de tweede lijn: medisch-specialistische zorg in het ziekenhuis. Natuurlijk gaat er wel eens iets mis en verwijst de huisarts ten onrechte door of juist te laat, waardoor de patiënt onnodige zorg krijgt of juist ernstige risico’s loopt. Desondanks is dit een prima systeem dat werkt omdat huisartsen dankzij hun opleiding het professioneel vertrouwen hebben dat zij de meeste aandoeningen zelf kunnen behandelen. Zij weten dat hun aanpak demedicaliserend werkt, wat vaak beter is voor de patiënt en ook nog eens de zorgkosten drukt.
Lees verder via sociaalweb.nl