Aanleiding
Criminologen vatten veiligheid meestal op als een negatief begrip. Eigenlijk gaat het hen primair om onveiligheid in relatie tot overlast, criminaliteit, terrorisme en unheimische gevoelens van mensen. Lucia Zedner (2009: 12) meent dat het begrip veiligheid in moderne samenlevingen als vanzelf wordt gekoppeld aan externe dreigingen, waaronder ‘9/11’, (georganiseerde) criminaliteit en een permanente noodtoestand, zoals die nu in diverse Europese landen van toepassing is om de autoriteiten meer juridische armslag te geven in de strijd tegen het terrorisme. Deze toch behoorlijk gestreste politieke en maatschappelijke situatie heeft de criminologie als vakgebied nationaal en internationaal geen windeieren gelegd. Het vakgebied is booming business – een trend die samenvalt met, misschien zelfs een effect is van,
‘the rising prominence of crime within the mundane culture and political programmes of a number of western societies, and the increasing drift towards more punitive solutions to crime and more intrusive approaches to security issues’ (Loader & Sparks, 2011: 11).
De sterk toegenomen aandacht voor onveiligheid blijft niet beperkt tot de academische wereld. Actueel sociaal veiligheidsbeleid, dat deels door criminologen wordt gevoed en dat criminologisch onderzoek op zijn beurt ook weer aanjaagt, staat bol van verwijzingen naar ‘controle’, ‘repressie’, ‘tegenhouden’, ‘vergelden’, ‘terugdringen’ en ‘bestrijden’. Om een idee te geven: in het Regionaal Veiligheidsplan 2015-2018 van de gemeente Amsterdam valt het woord ‘aanpakken’ ruim tweehonderd keer.
Het gevolg is dat een ongebreidelde ‘bestrijdingsbegeerte’ – Herman Bianchi (1958: 4) muntte deze term al in de jaren 1950 – zich van de samenleving meester heeft gemaakt. Zo breidt camerabewaking zich steeds verder uit (Norris et al., 2002), dringen digitale surveillancetechnieken diep door in het dagelijks leven (Lyon, 2001), wordt er om hogere minimumstraffen gevraagd (Van Wingerden, 2011), steekt het straffende bestuursrecht (‘quasi-strafrecht’) steeds meer de kop op (Schuilenburg, 2009), dijen politiebevoegdheden, zero tolerance en bijbehorende maatregelen zoals preventief fouilleren almaar uit (Schuilenburg & Van Swaaningen, 2013), gelden er steeds meer verschillende vormen van gebiedsverboden (Schuilenburg & Van Steden, 2014a), neemt het aantal particuliere beveiligers en buitengewoon opsporingsambtenaren toe (Van Steden, 2013) en schieten buurtwachten (Lub, 2016) als paddenstoelen uit de grond. Eenzelfde tendens zien we terug in het gebruik van militair jargon in het veiligheidsbeleid, dat spreekt over ‘frontlijnwerkers’ (Moors & Bervoets, 2013), ‘stadsmariniers’ (Tops, 2011) en ‘interventieteams’ (Schuilenburg & Dijkstra, 2011) die voor en achter de voordeur orde op zaken komen stellen in de onveilige jungle van het alledaagse leven. Burgers trekken zich daarbij het liefst terug achter de behaaglijke muren van afgeschermde woonwijken (Schuilenburg & Van Steden, 2015), winkelcentra, pretparken, Business Improvement Districts en andere afgeschermde stedelijke gebieden (Crawford, 2011). Voor wie het betalen kan, is veiligheid een consumptiegoed geworden.
De hiervoor beschreven ‘securitisering’ (Schuilenburg, 2015) van de samenleving en ‘militarisering’ (Davis, 1992, 1998; Graham, 2010) van de publieke ruimte leiden tot een ‘marginalisering’ (Wacquant, 2008) en ‘uitsluiting’ (Young, 1999) van kwetsbare, maar niettemin gevaarlijk geachte, groepen. Hangjongeren, daklozen, verslaafden en vluchtelingen zijn hier vaak het lijdend voorwerp van. Met een variatie op de Nederlandse gevoelstemperatuur dat ‘het met mij goed, maar met ons slecht’ gaat, vallen zorgen over hufterigheid, overlast en criminaliteit samen met de wens om vooral ‘de ander’ te disciplineren en te controleren. Het merkwaardige van dit alles is dat de hier beschreven trends plaatsvinden in een tijd dat criminaliteitscijfers in westerse landen blijven dalen en het aantal mensen dat zich (wel eens) onveilig voelt steeds verder afneemt (CBS, 2015). Bovendien gaat men er erg gemakkelijk aan voorbij dat veiligheid een dynamisch en veelzijdig begrip is dat niet alleen harde kanten kent, maar zich net zo goed organiseert rondom zachtere principes van ‘verbondenheid’, ‘geborgenheid’, ‘zorg’ en ‘herstel’ (Schuilenburg et al., 2014; Van Steden & Hoogland, 2013). Anders gezegd: te snel wordt vergeten dat veiligheid naast negatieve connotaties ook positieve betekenissen heeft.
In dit themanummer willen we de positieve betekenissen van veiligheid nader belichten. Anders dan publicaties die geheel anti-security (cf. Neocleous & Rigakos, 2011) zijn, benadrukken wij in de volgende paragrafen de meerstemmigheid van het veiligheidsconcept.
Lees verder via tijdschriften.boomcriminologie.nl
Wilt u meer leren over Positieve Veiligheid? Kom naar de collegereeks Veiligheid, recht en bestuur. Tijdens het 3e college door Dr. Marc Schuilenburg en Dr. Ronald van Steden (beide VU Amsterdam) staat dit begrip centraal.