Om afwijkend gedrag bij burgers te herkennen, koppelt de overheid allerlei gegevens uit haar databases en laat er analyses op los. Wat betekent dat voor de relatie tussen burger en die overheid?
Een hypothetisch voorbeeld: de 18-jarige Milan woont in de Apeldoornse wijk Osseveld. Hij is gestopt met zijn opleiding. Zonder diploma is het moeilijk een baan vinden. Veel heeft Milan niet te doen, hij hangt met zijn vrienden rond in de buurt, een Vinex-wijk. Klachten van buurtbewoners over geluidshinder, rommel en vernielingen stromen binnen bij gemeente en politie. Die besluit extra rondjes te rijden in de wijk.
Zo is dat altijd gegaan: er is overlast, waarna er wordt ingegrepen. Maar, zo dachten ze in Apeldoorn: wat als je al vóórdat er problemen zijn kunt optreden? De gemeente begint daarom een pilot waarbij ze gegevens analyseert over bijvoorbeeld schooluitval, leeftijdsopbouw in een buurt, eerdere overlast en faciliteiten in de wijk. Daar moeten dan buurten in beeld komen met relatief meer kans op problemen. Buurtwerkers kunnen vervolgens jongeren als Milan begeleiden nog voordat zij het verkeerde pad kiezen.
De gedachte achter de pilot in Apeldoorn is dat risico’s zoveel mogelijk uitgesloten moeten worden. Voorkomen is beter dan genezen, dat idee is erg populair bij de overheid, zegt Marc Schuilenburg, filosoof en criminoloog aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. “Er heerst een bijna kinderlijk enthousiasme om daarvoor data-analyses in te zetten”, zegt hij, wijzend naar de uitdijende lijst projecten.
Lees verder via Trouw – Op zoek naar de risicoburger