Onze samenleving is voortdurend in beweging. Als de beweging tegen de verwachtingen of vaste zekerheden ingaat, spreken we van een crisis. Zo is de verwachting dat er economische groei is, maar als dat zoals de afgelopen jaren het geval was niet wordt waargemaakt, wordt gesproken van een economische crisis. Als de ene groep in de samenleving er sterk op vooruit gaat, en de andere groep voelt dat ze moet inleveren, dan kan een sociale crisis ontstaan. Dat is ook het geval als de ene groep zich op het gebied van kansen achtergesteld voelt ten opzichte van de andere, of als de ene groep zich in zijn zekerheden bedreigd voelt door andere groepen, enz. De vraag is hoe we onwenselijke gevolgen van crisissen, zoals aanslagen, scheldpartijen, discriminatie of sociale verwijdering kunnen voorkomen of beheersen. We zoeken de oplossing in de kleine wereld. Als daar de harmonie wordt gerealiseerd of wordt versterkt dan heeft dat uiteindelijk een positieve uitwerking op de krachten in de grote wereld.
Onrust en ongenoegen
Op dit moment zijn er diverse tekenen van sociale onrust. Groepen komen meer tegenover elkaar te staan. De open communicatie tussen groepen is afgenomen, terwijl de vijandige communicatie, vaak via de sociale media, verhardt. Ook is er minder vertrouwen in maatschappelijke institutie. Zo constateert het CBS, dat het vertrouwen in de kerken, ambtenaren, de Tweede Kamer, de Europese Unie, banken en grote bedrijven duidelijk daalt.
Het vertrouwen in de toekomst neemt af. Zo maken veel mensen zich zorgen over de zorg die er geboden wordt als ze oud zijn. Ook bestaat de vrees dat de huidige generatie werkenden het slechter zal krijgen als ze oud zijn omdat de pensioenen zijn opgebruikt, en dat onze kinderen het niet meer zo goed zullen hebben als wij. De ouderen en mensen met een handicap van nu vinden dat zij het grootste slachtoffer zijn geworden van de economische crisis. Er is sprake van onvrede en afgunst, die zich onder meer richt tegen de politiek, het establishment en de grote organisaties op het gebied van welzijn en zorg.
Een ander verschijnsel is dat door de vluchtige massacommunicatiemiddelen informatie snel veroudert, en dat daardoor hijgerigheid en oppervlakkigheid ontstaat. Opvallende verhalen, plaatjes en filmpjes lijken de reflectieve analyse te hebben verdrongen. Mensen gaan meer af op eerste indrukken en hebben snel een oordeel gevormd. Zie het communicatiecircus rond de recente presidentsverkiezingen in de VS. Een politicus als Samsom die integer en betrouwbaar probeerde te zijn, in tijden van economische crisis, wordt door de burgers en de eigen partij aan de kant gezet, terwijl Wilders met het uiten van ongenoegens en opruiende boodschappen steeds meer aanhang wint. Politici zenden tegenwoordig het liefst in emotie oproepende beelden, en ze verpakken hierin mooie beloften. Als dan achteraf een ander besluit wordt genomen dan wordt dit met allerlei feiten en redeneringen gerechtvaardigd. Er wordt vanuit gegaan dat kiezers dit wel begrijpen. Maar omdat er op verschillende niveaus wordt gecommuniceerd, maakt begrip juist plaats voor wantrouwen. Bovendien hebben mensen door de overvloed aan informatie meer gelegenheid om hun standpunten en gevoelens van onvrede te delen. Dit versterkt het gevoel dat politici, captains of industry of CEO’s van grote bedrijven onbetrouwbare egoïsten zijn.
Besturen in een complexe wereld
We doen regelmatig alsof we één volk zijn, met een nationale trots. Denk maar aan de saamhorigheid bij grote sportmanifestaties, vooral als “we” winnen. Maar op andere momenten merken we evengoed dat “één volk” niet bestaat. Het is een creatie van machtshebbers voor wie het nationaal gevoel goed uitkomt. In de realiteit zijn de verschillen tussen individuen van een bepaald land groter dan de overeenkomsten. Bepaalde groepen communiceren over de grenzen van hun land heen, denk aan wetenschappers, handelaren, attachés, enz. Binnen de samenleving bestaan diverse groepen die een eigen taal, cultuur en omgangsvormen hebben. De verschillen tussen de groepen zijn groot, en er is ook weinig echte uitwisseling. Sterker, de gefortuneerde groepen spreken vaak met enige minachting over de groepen die achterblijven, en sommige groepen aan de onderkant van de samenleving schelden op wat zij als de elite beschouwen. Inhoudelijke argumenten tellen niet en zijn blijkbaar niet nodig. De beeldvorming is bepalend, feiten worden ondergeschikt. Zo is onduidelijk waarom Trump niet tot de elite behoort en Wilders niet tot de pluchezoekers, terwijl de eerste voortdurend megalomane projecten start en de tweede het langst in de Kamer zit. Blijkbaar is de sociale werkelijkheid complex en niet altijd consequent. Voor bestuurders betekent het dat ze verantwoordelijkheid moeten nemen in een veelkleurige realiteit die strijdigheden bevat in meningen, gegevens en belangen. Daar speelt mee dat mensen de neiging hebben om succes aan zichzelf toe te schrijven, maar falen aan een instantie buiten hen. Daarom vinden velen dat de overheid veel meer moet doen om hun slechte situatie te verbeteren, maar als het deze mensen voor de wind gaat vinden ze dat de overheid zich niet met hen moet bemoeien.
De overheid van zijn kant wil inzetten op meer burgerparticipatie en wil meer verantwoordelijkheid bij de burgers zelf leggen. Hier ontstaat een dilemma. De vraag is daarom of het meer verantwoordelijkheid leggen bij de burgers functioneert.
Ook als de intentie bestaat om samen met de burgers een goede samenleving te realiseren, moet goed worden overwogen welke zaken uit handen kunnen worden gegeven en wat het goede moment is. Als strijdige belangen te groot zijn, moet de overheid en het bestuur de verantwoordelijkheid naar zich toetrekken. Anderzijds moeten burgers ruimte krijgen om waar mogelijk de eigen omgeving vorm te geven en zich er verantwoordelijk te gedragen.
In een verantwoordelijke samenleving kunnen duizend bloemen bloeien, kunnen burgers kansen zien en kansen scheppen, en kunnen besluiten in gelijkwaardigheid worden genomen. Dat betekent dat de kansrijkere groepen niet hun wil opleggen aan anderen, maar evenzeer dat de kansarme groepen niet in de slachtofferrol duiken, maar vanuit hun kracht en mogelijkheden een bijdrage willen leveren. Ook mensen met een leerachterstand, mensen met een fysieke of mentale beperking kunnen krachtige inspiratoren zijn als ze gestimuleerd worden om zich actief op te stellen. Het is de taak van de overheid om voldoende te investeren in het bieden van gelijke kansen in onderwijs, welzijn, sport, huisvesting, gezondheidszorg, cultuur, voeding en arbeid. Hier moeten inspanningen worden verricht om iedereen op een verantwoorde wijze te laten participeren. Het is nodig om het “wij-zij” denken te doorbreken, waarbij individuen zich voortdurend vergelijken met anderen, en zich daarom al snel te kort gedaan voelen, want er zíjn altijd anderen die een beter salaris, pensioen, huis, werk, enz. hebben. Een vrije economische markt, waarin iedereen tegen elkaar opbiedt in materieel bezit verzandt uiteindelijk in hebberigheid waardoor er voor anderen en de geslachten na ons minder overblijft. Er is een andere markt die we moeten aanboren, waarin het juist gaat om zaken zoals welzijn, schoonheid, vriendschap, zorg voor elkaar en de natuur of persoonlijke groei. Die markt raakt niet uitgeput en het resultaat komt juist ten goede aan anderen. Het vindt zijn wortels in de kleine (leef)wereld.
Oplossingen in de kleine wereld
Omdat mensen het gevoel hebben dat ze de grip op de grote wereld onder invloed van de globalisering kwijt zijn, is het belangrijk dat hun wortels in de kleine wereld op positieve wijze worden gevoed, zodat mensen niet ontheemd raken. In ons boek: “perspectief op een maatschappij in crisis”, uit 2012 hebben we de crisis in de samenleving geanalyseerd, van macrowereld tot microwereld, De aanzet tot een oplossing is gegeven in initiatieven in de kleine wereld, omdat individuen hier de sleutel tot verbetering in handen hebben. Zowel in de macrowereld die wordt getypeerd door globalisering, als in de wereld van de organisaties waar bureaucratie de klok slaat, hebben mensen het gevoel de grip steeds meer te verliezen en onderworpen te zijn aan krachten waarop ze nauwelijks invloed kunnen uitoefenen. Het perspectief dat we in ons boek hebben geschetst, inzetten op mooie initiatieven in de kleine wereld, blijkt meer dan ooit noodzakelijk om burgers een perspectief te bieden. Dat kan worden betiteld als samenwerken aan de samenleving. Er zijn vele maatschappelijke initiatieven die door burgers zelf worden geïnitieerd. Voorbeelden zijn de nachtburgemeester, het jeugdvakantiewerk, eenzaamheidsbezoeken, de computercursus “digisterker”, enz.
Verhouding overheid – burgers
Initiatieven van de inwoners en partners zullen centraal staan in het werk van de gemeente. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat de gemeente als overheid verschillende rollen heeft. Maar ook bewoners hebben verschillende rollen, belanghebbende, klant, kiezer, belastingbetaler, wijkbewoner, enz. De kunst is om als gemeente te herkennen welk onderwerp op welke manier, met welke spelers het beste kan worden aangepakt. Er zijn daarin verschillende vormen en niveaus van burgerparticipatie, denk aan geïnformeerd worden, geraadpleegd worden, adviseren, meedoen, meebeslissen en zelfbeheer. Bij dit laatste speelt de overheid slechts een rol als er problemen worden geconstateerd. In elk geval geldt dat mensen en hun sociale verbanden meer invloed moeten krijgen, zeker op de taken waarvoor zij zich zelf inzetten. Dit betekent een andere werkwijze voor ambtenaren. De beleidsambtenaar moet van spelbeschrijver meer een procesbegeleider worden die met betrokkenen en belanghebbenden toewerkt naar een duidelijk omschreven doel. Hij ondersteunt de noodzakelijke interventies, waarbij de doelen van de inwoners centraal staan, en verschillende prioriteiten in gezamenlijkheid worden afgewogen. Hij moet zich bewust zijn van de valkuilen bij initiatieven vanuit de samenleving zoals het overvragen van vrijwilligers, het zelf overnemen van het initiatief of juist het frustreren van het initiatief met procedures en regels. De andere werkwijze betekent ook een omslag voor politici, nl. daadwerkelijk ruimte geven aan particulier initiatief in plaats van hechten aan formele macht en het politieke primaat.
De rol van de gemeente in relatie tot de burgers kan per thema verschillen. Als de gemeente initiator is, fungeert zij als primair aanspreekpunt. Zowel de gemeente als de burgers kunnen de voor het betreffende thema noodzakelijke kennis op verschillende terreinen inbrengen. Zo is er kennis over beleidsregels en juridische regels, waarover de gemeente beschikt, maar die deels ook bij inwoners kan worden gevonden. In elk geval wordt deze kennis in een open samenwerking gedeeld. Dan is er de technisch inhoudelijke, organisatorische of financiële kennis, waarvoor deskundigen worden geraadpleegd. Deskundigheid kan door de gemeente, maar ook door bewoners worden ingeschakeld. Het is belangrijk om hierover goede afspraken te maken, onder andere over de aard en merites van de deskundigen en de kosten die zij in rekening brengen. Voorts wordt er kennis over het verloop van het proces ingebracht, waarbij de gemeente de verantwoordelijkheid neemt voor de formeel juridische kaders die relevant zijn, zonder dat bij voorbaat alles wordt dichtgetimmerd.
Spelregels van samenwerken aan samenleven
Spelregels voor het samenwerken aan de samenleving zijn dat de gemeente motiveert of, en zo ja, hoe ze inwoners betrekt bij beleids- en besluitvorming. Voorts moet de gemeente participatie een vast onderdeel van de politieke en bestuurlijke besluitvorming maken, en daarbij terughoudend omgaan met het beperken van de participatie uit oogpunt van het algemeen belang. Ook is het belangrijk dat de rol van gemeente en bewoners vooraf duidelijk wordt gemaakt en dat het samenwerkingsproces zorgvuldig vorm wordt gegeven. De gemeente maakt expliciet welk onderwerp ter sprake komt, wie bij de beleids-/besluitvorming worden betrokken, hoe de betrokkenen het best kunnen worden bereikt, bijvoorbeeld persoonlijk, of via de media e.d. Verder laat de gemeente in woord en daad merken dat ze oprecht is geïnteresseerd in de mening van betrokkenen, dat ze betrokkenen actief benadert en dat ze de inbreng van betrokkenen in de beslissing meeneemt. Ook worden de inwoners tijdig en volledig geïnformeerd over inhoud en proces, en de inbreng van bewoners wordt gedocumenteerd. Uiteindelijk gaat het om respect, vertrouwen, bevlogenheid en lef. De vertegenwoordigers van de gemeente durven zich kwetsbaar op te stellen, en denken in kansen en mogelijkheden in plaats van kaders en risico’s. Belangrijk is dat de gemeente wordt gezien als lerende organisatie, we leren en delen kennis, kunde en ervaring. Ook is de gemeente een netwerkorganisatie die relaties opbouwt en onderhoudt om de doelstellingen te realiseren. Ook bewoners worden met elkaar in contact gebracht, om ervaringen te delen en de slagkracht van burgers te vergroten.
Raf Daenen (wethouder) en Willem Vermeulen (psycholoog) auteurs boek perspectief op maatschappij in crisis 2012