10:51
24 april 2024

Hoe pakken we IS effectief aan?

Hoe pakken we IS effectief aan?

Hoe pakken we IS en andere terroristische organisaties effectief aan? En hoe voorkomen we dat ze onze vrije westerse democratieën vergiftigen met hun extremistische ideeën? Dat zijn de belangrijkste vragen waar westerse autoriteiten zich over buigen. Bepaald geen makkelijk vraagstuk, omdat de tegenmaatregelen juist moeten aantonen dat we in democratische samenlevingen respect hebben voor mensenrechten en vrijheidsrechten. Daartoe behoren ook de vrijheid van meningsuiting en het recht op demonstratie. Dit zijn waarden die een pluriforme samenleving moeten garanderen, waarin het juist mogelijk is er een andere mening op na te houden. Daarin onderscheiden we ons tenslotte van terroristen, die enkel zwart-wit denken.

Maar de vraag is vervolgens wanneer we bepaalde uitlatingen verbieden? Waar trekken we de grens? Is een ‘like’ op facebook geplaatst bij de onthoofdingsvideo van Foley, hoewel misselijkmakend, al strafbaar? Is een haatpreek strafbaar? Of moet er echt sprake zijn van aanzetten tot geweld voordat je met het strafrecht de vrijheid van meningsuiting kan inperken? En wanneer is daar sprake van? Niet iedere publieke uiting valt daar immers onder. Om een uitspraak te kwalificeren als aanzetten tot geweld, moet de kans dat geweld volgt op deze uitingen aannemelijk zijn en het risico verhogen dat dit gebeurt. Hierin onderscheidt zich zo’n oproep van een nonchalante en uit frustratie geplaatste oproep op Facebook als: “Kan iemand alsjeblieft mijn buurman overhoop schieten. Hij heeft voor de zoveelste keer zijn auto op mijn stoep geparkeerd.”

Geschokt door de vermoedelijke betrokkenheid van de Britse rapper Abdel Bary bij de onthoofding van Foley, heeft het Britse kabinet echter aangekondigd naast het aanzetten tot geweld ook het verspreiden van extremistisch gedachtengoed aan te zullen pakken. Maar wat valt daar precies onder? En is dit eigenlijk wel effectief?

Online-jihad

Een van de belangrijke verschillen tussen IS en Al Qaida schuilt in de grote rol die internet en social media tegenwoordig speelt. Radicalisering en rekrutering vindt dan ook voor een groot deel online plaats. Hierdoor lijkt de steun van IS en het gemak waarmee ze westerse jongeren voor hun strijd weten te rekruteren, vele malen groter te zijn dan bij Al Qaida ooit het geval was. De uitdaging ligt dus in de verdediging, of het tegengeluid dat we als westerse samenleving daar tegenover kunnen stellen.

Door de intensivering van deze online-jihad, zijn de sympathisanten van het extremistisch jihadistisch gedachtengoed zichtbaarder en bovendien – verscholen achter hun beeldscherm en daarom mogelijk anoniem – vocaler geworden. Onderzoek wijst uit dat mensen in zo’n situatie zich extremer durven te uiten dan wanneer ze dat ‘face-to-face’ zouden moeten doen.

Aangemoedigd door het feit dat ze online niet alleen zijn, ontstaat er bovendien een effect van ‘in-group love’ versus ‘out-group hate’. Met name jongeren kunnen ook tot extremistische uitlatingen verleid worden, omdat ze het idee hebben dat dat cool is. In het Verenigd Koninkrijk lijkt er bovendien een cultuur te ontstaan binnen de rappersscene waarin het vooral gaat om het gebruik van geweld en niet eens zozeer om een extremistische jihadistische boodschap.

Uit onderzoek naar radicaliseringprocessen blijkt echter dat het van belang is onderscheid te maken tussen sympathisanten, rechtvaardigers van geweld, en die groep die zelf ook de morele verplichting voelt bij te dragen aan de strijd. Dit laatste kan doordat ze anderen rekruteren, oproepen tot het gebruik van geweld of zelf de wapens oppakken om aan de strijd deel te nemen of door aanslagen te plegen. Ook is bekend dat niet iedereen die erg luidruchtig extremistische ideeën verspreidt, zelf ook bereid zou zijn geweld te gebruiken. Kortom, maatwerk in tegenmaatregelen is gewenst, en strafrecht is lang niet altijd het beste remedium. Sterker nog, het kan zelfs als een rode lap op een stier werken en een averechts effect hebben.

Het effect van de vele uitingen van sympathisanten van het extremistisch jihadisme op een samenleving is echter niet te onderschatten, en kan een klimaat creëren waarin radicalisering en rekrutering makkelijk gedijt. Het kan bovendien polarisatie in de hand werken, als niet de gematigden het tegengeluid laten horen, maar dit juist van radicalen aan de andere kant van het politieke spectrum komt.

Preventie

Overheden staan daarom voor de moeilijke taak om deze ontwikkeling tot staan te brengen. Daartoe is een brede aanpak gewenst, die zich vooral op preventie richt. Samen met geloofwaardige boodschappers zullen juist door middel van ‘counter-narratives’ de sympathisanten en rechtvaardigers van geweld tot andere gedachten gebracht moeten worden. Onze vrije democratische samenleving moet dus niet terugschrikken voor deze extremistische geluiden maar ten volle gebruik maken van de belangrijkste waarden die het heeft voor haar verdediging, namelijk de vrijheid van meningsuiting.

Lees hier de studie door Bibi van Ginkel voor het International Centre for Counter-Terrorism in Den Haag, getiteld: Incitement to terrorism: a matter of prevention or repression?

Bron: Clingendael

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *