In het Fortbildungszentrum (trainingscentrum) van de politie van NordRhein Westfalen in Selm bevindt zich de zogenaamde ‘Grenzgang’. Ik spreek de politieman Herman Reuvers van de Politieacademie die daar op bezoek is geweest. ‘Ik heb het ervaren als een onderdompeling. Ik kreeg flashbacks van momenten uit mijn loopbaan. Wij waren er met z’n vijven. Collega’s met meer dan dertig dienstjaren. We waren onder de indruk. Er ontstond een gesprek waarin ervaringen met elkaar werden gedeeld. We werden ons weer bewust van de impact van verschillende incidenten. De keuzes die we hebben gemaakt. En de rol die we als politie hebben in de samenleving’.
Wat is de ‘Grenzgang’?
‘Het politievak wordt op een bijzondere wijze verbeeld. Er zijn vier kernthema’s: noodhulp situaties, geweld gebruik, omgang met een eenieder en de dood’.
‘Op een relatief eenvoudige wijze (foto’s, voorwerpen, interviews, filmfragmenten) wordt de bezoeker met zijn neus op de feiten gedrukt van wat politie is’.
Politiemensen nemen eigen normen en waarden van huis uit mee. Mensen van vlees en bloed die PvdA stemmen of PVV. Die in de jaren tachtig sympathie hadden voor de krakers in Nijmegen en Amsterdam vanwege de praktijken van huisjesmelkers maar toch een ME-tenue aantrokken. Die sympathie hebben voor vluchtelingen maar toch uitgeprocedeerde asielzoekers moeten begeleiden.
Ook vandaag de dag nemen politiemensen dagelijks op straat individuele meningen mee over de politiek, sociaaleconomische omstandigheden en de multiculturele samenleving. En in ieder contact met burgers moet inhoud worden gegeven aan artikel 1 van de Grondwet. Het artikel geeft aan dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden (gelijkheidsbeginsel) en dat discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook niet is toegestaan (discriminatieverbod). Dit zijn enkele van de meest fundamentele beginselen van onze rechtsorde. Inhoud geven aan artikel 1 lukt niet altijd. Zie de discussie over etnisch profileren zowel intern binnen de politie als in de samenleving.
Herman Reuvers: ‘Als je de ‘Grenzgang inloopt waar de omgang met eenieder wordt verbeeld zie je een (dakloze) zwerver die in een portiek ligt te slapen, met daarbij een spiegel waarop staat ‘wat doe jij?’. Die vraag ‘wat doe jij’ wordt steeds gesteld. Op een speelse maar indringende wijze worden politiemensen geconfronteerd met wat politie is. En welke keuzes en dilemma’s dit met zich meebrengt.’
Binnen de Politieacademie wordt overwogen een dergelijke ruimte in te gaan richten. Dat zal volgens de initiatiefnemers ‘helpen in de bewustwording van het politieberoep en bijdragen aan een inspirerende en krachtige leeromgeving’.
Dit nadenken over de kern en de dilemma’s van politie is niet van vandaag of gisteren. De politie van Amsterdam had in de jaren tachtig en negentig de vrijdenker Frans Denkers in dienst. ‘Ideeënmaker’, noemde hij zich. Hij genoot binnen de politie een grote vrijheid. Hoofdcommissaris Nordholt was volgens Denkers al blij met één goed idee per maand. In de jaren tachtig organiseerde hij in het heetst van de strijd over huisvesting in Amsterdam en de ontruimingen en rellen gesprekken tussen de politie en de harde kern van de kraakbeweging. Zijn naam is blijvend verbonden aan het begrip ‘moreel kompas’ dat hij introduceerde.
Het fatsoen dat wordt verondersteld te bestaan binnen de politie – waakzaam en dienstbaar aan de rechtsstaat – wordt mede gestut door de wijze waarop (jonge) rekruten, maar ook de zittende garde van tijd tot tijd wordt ‘ondergedompeld’ in waar de politie voor staat. Politiewerk kenmerkt zich door een grote mate van discretionaire bevoegdheid. Politiemensen nemen constant in een split second beslissingen die raken aan mensenrechten en soms leven en dood. Wet- en regelgeving, protocollen, beleidsuitgangspunten en draaiboeken geven kaders maar de praktijk is steeds weer anders en meer gekarteld. Dat betekent dat de rechtsstaat aan het einde van de dag afhankelijk is van het moreel kompas van iedere individuele diender.
In Duitsland is er het begrip ‘Bildung’ (vorming). Vorming is iets anders dan het leren van bevoegdheden, het trainen van aanhoudingen in groepsverband of observatiemethoden. Vorming heeft betrekking op het onzichtbare weefsel dat houding en gedrag van politiemensen mede bepaalt.
Sinds vorig jaar zijn nieuwe leiderschapsopleidingen aan de Politieacademie gestart. Aan het begin daarvan worden studenten ondergedompeld in de morele dimensies en dilemma’s van politiewerk door middel van bezoeken aan het Anne Frank huis, vluchtelingenorganisaties, zorginstellingen en moskeeën.
Zoals in de ‘Grenzgang’ wordt verbeeld raakt vrijwel iedere beslissing die een politieman maakt aan rechten van burgers. Juist vanwege dit eigene van politiewerk verdient ieder initiatief om de moraliteit van politie inzichtelijk en bespreekbaar te maken aandacht.
Overigens niet alleen in het onderwijs maar ook in het dagelijks politiewerk. Veel van de aandacht in dit soort trainingen gaat uit naar het individu. Dit is echter niet genoeg. Ook dient in het dagelijks politiewerk gepraat te worden over dilemma’s welke een bepaald beleid met zich meebrengt. Zoals hoge boetes waar agenten zich soms van af keren. Of de Zwarten Pieten discussie. Of preventieve fouilleeracties. De eerste laag leidinggevenden dient een veilige omgeving te creëren waarin over morele dilemma’s wordt gepraat. Deze veilige omgeving begint echter aan de top van de nationale politie. De tone at the top moet worden gezet door het korpsmanagement team in Den Haag en binnen de verschillende eenheidsleidingen. Het dient een DNA-reflex te zijn dat de politie intern en met stakeholders praat over morele dilemma’s. Dit is zo wezenlijk dat het normaal moet worden.
Prof. dr. Bob Hoogenboom is als hoogleraar verbonden aan Nyenrode Business University.