In het laatste nummer van het Tijdschrift Aanbestedingsrecht stelt van Nouhuys op basis van het bestuderen van niet meer dan twee(!) bestuurlijke aanbestedingen dat het vanaf 18 april 2016 abrupt zal eindigen met het fenomeen “bestuurlijk aanbesteden”.[1] In hetzelfde artikel stelt hij dat de Nederlandse wetgever zich te makkelijk heeft afgemaakt van implementatie van de artikelen 74 en verder van Richtlijn 2014/24/EU. Hoewel ik ook de juistheid van zijn tweede stellingname betwist, ga ik in dit artikel alleen in op zijn eerste stelling. Mijn stellingname is namelijk precies – en uiteraard – tegengesteld aan de zijne.Na 18 april 2016 is het alleen maar makkelijker voor aanbestedende diensten om bestuurlijk aan te besteden. Richtlijn 2014/24/EU lijkt er zelfs voor geschreven. Ik wil drie argumenten aandragen voor mijn stelling, waarmee direct de stelling van van Nouhuys niet meer houdbaar is:
- Het eerste argument is dat bestuurlijk aanbesteden prima past binnen Richtlijn 2014/24/EU (en daarmee binnen de nieuwe Aanbestedingswet).
- Het tweede argument is dat bestuurlijk aanbesteden voldoet aan aanbestedingsrechtelijke beginselen, wat overigens een directe consequentie is als het fenomeen ook binnen de wetgeving past.
- Tot slot is een argument dat bestuurlijk aanbesteden wellicht helemaal niet is aan te merken als aanbesteden. In dat laatste geval kan bestuurlijk aanbesteden als “fenomeen” ook gewoon blijven bestaan, immers de aanbestedingswet- en regelgeving zijn dan niet van toepassing[1] Het totaal aan uitgevoerde bestuurlijke aanbestedingen sinds 2009 is inmiddels ruim de 200 gepasseerd. De analyse van van Nouhuys heeft dus betrekking op minder dan 1% van alle bestuurlijke aanbestedingen.
Het hele artikel van Tim Robbe is te downloaden via ar-advocaten.nl