04/04/2017
Deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:820) laat opnieuw zien dat er veel flexibiliteit in bestemmingsplannen mogelijk is. In ons eerdere blog van 22 maart 2017 gingen we in op toetsing door de Afdeling van een dynamische verwijzing in een bestemmingsplan. De voorliggende uitspraak van 29 maart 2017 heeft betrekking op de ruime formulering van criteria waaronder Burgemeester en Wethouders van een uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid gebruik mogen maken. Beide uitspraken sluiten goed aan bij flexibiliteitsgedachte die ten grondslag ligt aan de naar verwachting in 2019 in werking tredende Omgevingswet.
De casus
De gemeenteraad van de gemeente Asten (“de raad”) heeft bij besluit van 19 juli 2016 het bestemmingsplan “Asten bedrijventerrein Florapark 2013” gewijzigd vastgesteld in vervolg op een tussenuitspraak van de Afdeling van 23 maart 2016. Tegen het vaststellingsbesluit voeren een aantal appellanten aan dat de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden het bestemmingsplan rechtsonzeker maken (rechtsoverweging 20 van de uitspraak van 29 maart 2017). Zij voeren aan dat, indien van deze afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden gebruik wordt gemaakt, een geheel andere ruimtelijke ontwikkeling zal worden gerealiseerd dan de ruimtelijke ontwikkeling waarin het bestemmingsplan bij recht voorziet.
Het bericht ‘Flexibel denken onder de Omgevingswet; de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State denkt alvast mee‘ is geschreven door Jan Reinier van Angeren en Rut Molenaar Wingens en is een bericht van Stibbeblog.nl.
Lees verder via stibbeblog.nl
Rut Molenaar Wingens verzorgt op 5 oktober 2018 een seminar over de Omgevingswet in de Nieuwspoort Seminarreeks ‘Juridische Update 2018 voor Overheidsjuristen’ georganiseerd door het Haags Congres Bureau