Er staan ongeveer 11.000 tot een gevangenisstraf veroordeelde voortvluchtigen op de nationale opsporingslijst en deze worden niet altijd actief opgespoord. Dit blijkt uit onderzoek van Yvette Schoenmakers en anderen. Sommige voortvluchtigen staan al lang gesignaleerd; bijna de helft al langer dan vijf jaar. Ruim driekwart van de voortvluchtigen heeft een openstaande strafduur van hooguit twee maanden voor bijvoorbeeld vermogenscriminaliteit. De opsporing van deze mensen heeft geen hoge prioriteit bij de politie. Sommige voortvluchtigen zijn zwaardere criminelen met hogere openstaande straffen. Opsporing van deze zwaardere criminelen valt onder het landelijk politieteam FASTNL, dat deze voortvluchtigen actief en specialistisch opspoort. De groep voortvluchtigen die niet in aanmerking komt voor gerichte opsporing, de ‘middenmoot’ met kortere openstaande gevangenisstraf, loopt echter kans om aan de aandacht van de politie te ontsnappen. Beperkte gegevensuitwisseling door en met andere instanties is daar mede debet aan. Een deel van de grote groep voortvluchtigen zou ‘vindbaar’ zijn als er gericht gezocht zou worden. Er zijn volgens de onderzoekers mogelijkheden om tot een meer geloofwaardige strafexecutie te komen.
Lees verder via Politie&Wetenschap en de pdf