03:43
24 april 2024

De energietransitie: wie kunnen, willen en mogen er meedoen?

De energietransitie: wie kunnen, willen en mogen er meedoen?

Dr. Sylvia Breukers, Dr. Susanne Agterbosch en Dr. Ruth Mourik. (2020). De energietransitie: wie kunnen, willen en mogen er meedoen?. Beleid en Maatschappij (47) 4, 359-382.

1 De energietransitie is een maatschappelijk vraagstuk
De energietransitie staat volop in de belangstelling en is niet meer weg te denken uit het publieke en beleidsmatige debat. In toenemende mate gaan de discussies over het bijbehorende verdelingsvraagstuk. Het gaat bijvoorbeeld over de verdeling van de kosten tussen grootverbruikers (industrie) versus huishoudens. Maar ook binnen de categorie huishoudens is er zorg dat de zwakste schouders de zwaarste lasten te dragen krijgen. Politici – zelfs degenen die regeren – wakkeren de vrees voor een tweedeling in de samenleving verder aan. Tijd om wat nader te bekijken hoe de kansen en mogelijkheden om mee te doen met de energietransitie, maar ook de verdeling van lusten, lasten en risico’s, verdeeld zijn.
In dit artikel kijken we naar de gevolgen van de energietransitie voor huishoudens. Het belang om te kijken naar de gevolgen voor huishoudens hangt direct samen met het gegeven dat energie onontbeerlijk is om het dagelijks leven vorm te kunnen geven (een verwarmde woning, zorgen, eten bereiden en bewaren, wassen, communiceren en geïnformeerd blijven, et cetera) en met het gegeven dat ondermijning van het vermogen om de energierekening te kunnen betalen verstrekkende negatieve gevolgen voor huishoudens met zich mee kan brengen. Gebruikmakend van het begrip energiearmoede bespreken we een aantal voorbeelden van huishoudens met een smalle beurs en hun rol en positie in de energietransitie. We onderzoeken welke verdelingsmechanismen (onbedoeld) het gevolg zijn van beleid en regelgeving, maar ook van bestaande fysieke, institutionele en organisatorische factoren. En in hoeverre de verdelingsmechanismen de positie van deze huishoudens ten goede komt of juist niet en deze zelfs ondermijnt.
We belichten deze verdelingsmechanismen om inzicht te krijgen in hoe sociale veerkracht en de energietransitie elkaar wederzijds beïnvloeden. Het sociale veerkrachtconcept, dat oorspronkelijk uit de rampenstudies komt, laat zien hoe mensen en gemeenschappen herstellen van een plotselinge schok (zoals een ramp of aanslag) of omgaan met een transitie (zoals de energietransitie). Het gaat om ‘het vermogen van mensen en gemeenschappen om met veranderingen om te gaan en de toegang tot externe hulpbronnen die ze daarbij hebben’ (Van der Haar e.a., 2018). We onderzoeken hoe sociale veerkracht van invloed is op de mate waarin en de wijze waarop mensen kunnen meedoen met de energietransitie. En omgekeerd hoe de energietransitie van invloed is op sociale veerkracht. Dit doen we vanuit de aanname dat beleid en interventies aangaande de energietransitie verschillende sociaaleconomische groepen verschillend ondersteunen in het oppakken van een rol in de energietransitie. We presenteren een analytisch perspectief waarmee de inrichting van de energietransitie beoordeeld kan worden op de mate waarin ze rechtvaardig en inclusief uitpakt en op welke manier. Dit perspectief combineert inzichten vanuit de literatuur over milieurechtvaardigheid en het denken over sociale veerkracht. Hiermee bouwen we voort op onderzoek uit het Verenigd Koninkrijk, dat milieurechtvaardigheid koppelt aan de ‘capabilities’-benadering (Day, Walker & Simcock, 2016; Walker & Day, 2012). Het biedt een raamwerk waarmee initiatieven, interventies en beleid aangaande de energietransitie beoordeeld kunnen worden aan de hand van drie milieurechtvaardigheidsprincipes en sociale veerkracht. Op basis van deze beoordeling wordt het mogelijk om te kijken naar de impact van interventies en beleid op de kansen en mogelijkheden van verschillende groepen huishoudens om deel te nemen.
Doel van deze bijdrage is om een aantal beleidsuitdagingen in relatie tot energiearmoede te verhelderen en de contouren te schetsen van een raamwerk voor beleidsontwikkeling dat beter rekening houdt met (mogelijke) effecten op aan energiegelieerde kwetsbaarheid. Energiearmoede gaat over het onvermogen om mogelijkheden in het alledaagse leven te benutten als direct of indirect gevolg van onvoldoende toegang tot betaalbare, betrouwbare en veilige energiediensten (Bouzarovski, 2014; Day e.a., 2016). Energiegelieerde kwetsbaarheid kan worden uitgelegd als een verhoogd risico om door veranderende omstandigheden in de toekomst in een situatie van energiearmoede terecht te komen (Bouzarovski, 2014; Hall, Hards & Bulkeley, 2013; Middlemiss & Gillard, 2015).

Lees verder via tijdschriften.boombestuurskunde.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *