09:54
25 april 2024

Expired: Column “MAG IK SCHIETEN?”

“Waar rechters, advocaten, Officieren van Justitie, politici en journalisten eindeloos kunnen debatteren over de interpretatie van de wet na een schietincident, heeft de agent op straat vaak slechts een honderdste van een seconde om een keuze te maken.” In deze column vraagt politieman Jack zich af in hoeverre een straatagent in staat is een weloverwogen beslissing te nemen tijdens een noodsituatie.

Casus: Het is 01.00 uur in de nacht en u krijgt van het hoofdbureau de melding van een woninginbraak, heterdaad. De meldster is wakker geworden van glasgerinkel en hoort iemand beneden in de huiskamer. U ziet bij het bewuste pand een man door een raam naar buiten klimmen. Hij heeft in de ene hand een tas en in de andere een breekijzer. U stapt uit en trekt uit voorzorg uw vuurwapen en roept duidelijk naar de verdachte dat u van de politie bent en dat hij is aangehouden. De man zet het op een lopen. Bent u bevoegd om, na het geven van een waarschuwingsschot, op de verdachte te vuren ter aanhouding?

Ik herhaal bij mezelf de cruciale vraag: ‘Mag ik schieten?’ Praktijkvoorbeelden, discussies met collega’s, wetsteksten, berichten uit de media en eerdere ‘Integrale Beroepsvaardigheidstrainingen’ (wij noemen ze kortheidshalve IBT’s) probeer ik in mijn grijze massa leeg te lepelen. Uiteindelijk kom ik tot de conclusie dat ik in deze situatie ter aanhouding mag vuren. In de benen wel te verstaan, als je een rennende verdachte in het donker überhaupt weet te raken.

Deze casus is één van de twintig vragen die deel uitmaken van de jaarlijkse kennistoets. Alle politiefunctionarissen die ‘geweldsmiddelen’ (vuurwapen, wapenstok, handboeien en pepperspray) dragen, worden hiermee op het gebied van Strafrecht, Strafvordering, Politiewet en Ambtsinstructie danig op de proef gesteld. Bij vijf of meer foutieve antwoorden ben je gezakt en worden de geweldsmiddelen ingenomen en kom je even niet meer de straat op. Die geweldsmiddelen krijg je terug zodra een herkansing met goed gevolg is afgelegd, maar vanwege de overvolle agenda en personeelstekorten bij het ibt bureau kan dat even duren. Dat wordt dan een tijdje baliedienst of een tijdje rotklusjes doen op een van de vele zwaar onderbezette rechercheafdelingen.

Het gaat om meerkeuzevragen, dus je kunt een gokje wagen. In dit geval koos ik met klamme handen dus een van de bevestigende antwoorden. Fout! Ik had niet mogen schieten. Toch was ik in verwarring en ik was niet de enige. Bij de klassikale behandeling achteraf somde ik mijn motivaties op: ‘Het is een vh feit [een strafbaar feit waar een gevangenisstraf van vier jaar of meer op staat, dus met potentiële Voorlopige Hechtenis], het is tijdens de voor nachtrust bestemde tijd en de bewoonster was thuis. Ze was doodsbang en voelde zich bedreigd. Dit was een grove aantasting van haar integriteit.’

Er brak een levendige discussie los in de klas en we konden het ‘juiste’ antwoord niet rijmen met wat wij in voorgaande jaren hadden geleerd. Deze verwarring is typerend. Waar rechters, advocaten, Officieren van Justitie, politici en journalisten eindeloos kunnen debatteren over de interpretatie van de wet na een schietincident, heeft de agent op straat vaak slechts een honderdste van een seconde om een keuze te maken. Maar het is wel deze politiefunctionaris die aan het kruis wordt genageld, als na (soms weken, vaak maanden) bestudering blijkt dat zijn keuze niet de juiste was. Als de pers en social media de publieke verontwaardiging dan ook nog opkloppen, verandert het leven van de betreffende diender (en dat van zijn gezin), dat al op de kop stond, in een hel.

Of een dergelijke ambtshandeling goed of fout is, is doorgaans ook nog eens sterk afhankelijk van de tijd en het politieke en maatschappelijke klimaat. Een agent die in de jaren ’70 of ’80 op een verdachte met een mes schoot, had een buitengewoon sterk verhaal nodig om niet in de problemen te komen. Tegenwoordig is het zien van een steekwapen voldoende voor een noodweerschot. Gedurende mijn carrière zijn de protocollen rond vuurwapengebruik voortdurend veranderd. Bij de eerste schietlessen op de politieschool werd mij geleerd het pistool vooral in het holster te houden. Was er sprake van een aanval van een verdachte met mes of slagwapen, dan moest je de situatie onder controle te brengen met de (slechts 40 cm korte) wapenstok en als dat onmogelijk was, heel hard weg te rennen. Dit was er bij mij zo ingestampt, dat toen ik kort na mijn opleiding in een levensbedreigende situatie belandde (ik werd belaagd door acht mannen, stijf van de drank, opgefokt door de coke en gewapend met messen en knuppels). Minutenlang heb ik een gevecht moeten leveren op leven en dood, waarbij ik alleen maar dacht: ‘Geen pistool trekken, geen pistool trekken!’.

Nu, diverse ernstige incidenten met steekwapens later, is deze zienswijze veranderd. Sinds enkele agenten levensbedreigend verwond zijn geraakt door ‘verwarde mannen’ met steekwapens, drong bij justitie door dat messen in het Nederlands recht een van de meest onderschatte wapens zijn. Onze korpsleiding was daar al eerder van overtuigd en had al een speciaal messenprogramma voor ons laten ontwikkelen. Dit was een zeer confronterende training die ons leerde om in geval van een aanval met een mes de verdachte direct uit te schakelen. Niet eerst op de benen schieten, maar direct in de fatale driehoek op de romp. Uit de praktijk was gebleken dat iemand vol met adrenaline of verdovende middelen zit, of volledig verward is, gewoon doorloopt als hij in de benen wordt geraakt. Dit werd gevisualiseerd met YouTube filmpjes waarop we agenten met getrokken wapen in stukken gehakt zagen worden door idioten met een kapmes. Niet goed voor de eetlust en het geloof in de medemens.

Als ik kijk naar recente schietincidenten en diverse veroordelingen van agenten, neig ik te denken dat deze ibt-lessen alweer door de actualiteit zijn ingehaald. En hoewel onze korpsleiding ons voorhoudt dat we ‘fouten mogen maken’, leeft in het korps het gevoel dat politiemensen die in die fatale fractie een verkeerde keuze hebben gemaakt, door rechters steevast worden beoordeeld als burgers zonder geweldsmonopolie en (buitenproportioneel) hard worden gestraft. In dit perspectief is het leerzaam te weten dat een paar maal per jaar een groep ‘burgers’, bestaande uit rechters, strafadvocaten, Officieren van Justitie, Parketsecretarissen, griffiers, bestuurders en journalisten, wordt uitgenodigd op een van de politie-trainingscentra. Het is een groep voor wie het kritisch volgen van agenten dagelijkse kost is. Tijdens zulke ‘realiteitsdagen’ worden deze ‘burgers’ voorzien van beschermende kleding en een holster met daarin een echte Walther p99, die in plaats van echte patronen is geladen met verfpatronen (die overigens flinke bloeduitstortingen kunnen veroorzaken bij de ontvanger).

Iedere deelnemer doorloopt een aantal levensechte noodweerscenario’s. Denk hierbij aan een overval, een afrekening of een terroristische actie. De scenario’s worden afgewisseld met casussen waarbij de schijn wordt gewekt dat de deelnemers in een schietwaardige situatie zijn beland, maar het in feite om een ongevaarlijke en ongewapende verdachte gaat. Het is gek, maar zonder uitzondering blijken de burgerdeelnemers keer op keer bijzonder trigger-happy. Een boze blik, een stemverheffing of een dreigende houding van de surrogaat-verdachte is voldoende om de wetsgeleerden en kritische journalisten in één keer hun gehele magazijn met verfpatronen op de acteurs af te vuren. Of de ‘verdachte’ nu wel of niet gewapend was, aan het eind van de sessie is hij bont en blauw. Het gebeurt ook dat de instructeur alleen hoeft te zwaaien met zijn zakdoek om de hoogopgeleiden te verleiden te schieten.

Na afloop zijn de deelnemers wel altijd zonder uitzondering zo eerlijk te erkennen dat de oefeningen een openbaring waren, en geven ze toe dat het verdraaid lastig is om in dergelijke situaties een weloverwogen beslissing te nemen. Neem van mij aan, voor de straatagent is dat ook lastig. Dit soort incidenten zijn geen dagelijkse kost en of wij hier wel voldoende getraind zijn, durf ik te bestrijden. Drie trainingsdagen gemiddeld per jaar krijgt een Nederlandse straatagent. Hiervan is er één toetsdag (kennis, schieten, aanhoudingstechnieken, geweldsmiddelen en hindernisbaan), één themadag (zoals het messenprogramma of terreur) en één algemene dag, wederom met een schiettoets. Dus om te zeggen dat de Nederlandse agent optimaal is voorbereid op excessen, lijkt mij optimistisch. Of mijn eigen vaardigheden voldoende zullen zijn tijdens een noodsituatie, hoop ik, ondanks de voldoende score op mijn toetsdag, nooit te hoeven ervaren.

=============================================
Jack Druppers (1962) is politieman in Amsterdam. Hij werkt al ruim 25 jaar bij de politie, de laatste jaren als wijkagent in Amsterdam-Oost. Voor zijn project
 Politiekids ontving hij een landelijke award voor beste buurtproject en werd hij genomineerd voor de Hein Roethofprijs. Druppers schrijft in zijn vrije tijd persoonlijke verhalen over zijn werk als politieman. Hij publiceerde onder andere in het politievakblad Blauw, in literair tijdschrift Hollands Maandblad en sinds kort ook voor WEP. Het bovenstaande verhaal verscheen onlangs in het Hollands Maandblad.

Door: Jack Druppers
Bron: Web.nu

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *