Steeds vaker leunt de politie op de burger om de veiligheid te versterken. Tegelijk wordt de burger zelf steeds scherper geobserveerd, door de staat. Criminoloog Marc Schuilenburg, in de Politiecolumn. Dit jaar sturen we 130 miljoen kerst- en nieuwjaarkaarten aan elkaar. Dat zijn ongeveer 39 kaarten per gezin. Voor postbodes is dit de drukste tijd van het jaar. En dan komt hun baas PostNL op het lumineuze idee om ze nog meer taken te geven.
Naast het bezorgen van brieven en pakketten, moeten ze nu ook surveilleren in de wijk. Ze worden de extra ‘ogen en oren’ van de buurt. Dat is het plan in Schiedam. Zo moeten postbodes onder meer foto’s maken van rondslingerend vuil en deze opsturen aan de gemeente. In België gebeurt dit al langer. Daar zijn postbodes ook uitgerust met een scanner om gestolen fietsen op te sporen. Dit project heet CycloSafe. Hierin wordt een veiligheidskoker met een chip op een fiets aangebracht zodat deze eenvoudig is terug te vinden. Het argument voor de taakuitbreiding van postbodes is een geldkwestie. Om de postbezorging betaalbaar te houden, wordt de postbode ook ingezet als wijkbeheerder. Hij wordt zo medeverantwoordelijk voor de aanpak van overlast in de buurt. Je zou ook kunnen zeggen dat de postbode de nieuwe wijkagent is.
Het verantwoordelijk maken van andere partijen dan de politie voor de aanpak van criminaliteit en overlast is niet nieuw. Steeds meer partijen worden betrokken bij de oplossingen voor veiligheidsproblemen in de wijk. Vroeger noemde men dat sociale controle. Bewoners hadden uit zichzelf belangstelling voor elkaar en voor de buurt. Burgerparticipatie was een kwestie van burgerplicht, de dingen doen die je gewoon wordt geacht te doen om je wijk leefbaar en veilig te houden. Nu wordt diezelfde burgerplicht in een keurslijf gegoten, in officiële projecten. Zo nemen ruim anderhalf miljoen burgers deel aan Burgernet en Amber Alert. Er zijn tussen de twee- en driehonderd buurtwachten actief. Steeds meer burgers maken gebruik van een whatsapp-groep om hun buurt veiliger te maken. Kenmerkend voor deze projecten is dat het steeds gaat om een samenwerking tussen bewoners en de politie met als doel de veiligheid en de veiligheidsgevoelens onder bewoners en het vertrouwen van burgers in de politie te verbeteren.
De trend dat burgers voor politieagent spelen, heeft verschillende oorzaken. Zo is de politie steeds minder in de wijk te vinden. Politiebureaus worden uit bezuinigingen gesloten. Mensen kunnen meldingen en aangiften niet alleen telefonisch, maar ook via het internet doen. De politie mobiliseert daarom burgers als verlengstuk van de sterke arm. Op die manier blijft ze aanwezig in de wijk. Maar het heeft ook te maken met de politieke wens dat burgers een actievere bijdrage aan publieke taken of voorzieningen van algemeen belang moeten leveren. Zo staat het veiligheidsbeleid bol van kreten als ‘van onderop’, ‘burgerkracht’ en ‘de burger aan zet’. Het kabinet-Rutte spreekt van een ‘doe-democratie’.
De behoefte aan meer burgerparticipatie legt genadeloos de paradox van onze veiligheidsmaatschappij bloot. Aan de ene kant vraagt de overheid burgers mee te helpen om de veiligheid te verbeteren, maar tegelijkertijd wordt diezelfde burger als een risico gezien voor onze veiligheid. Zo is in het kabinet Rutte het nauwlettend observeren en interpreteren van het gedrag van burgers via bewakingscamera’s, preventief fouilleren en opslag van privé-gegevens tot mantra verheven. Deze paradox komt voort uit het feit dat er in Den Haag een vloeibare norm wordt gehanteerd voor veiligheid. Politici voeren geen enkele inhoudelijke discussie over wat de norm moet zijn van veiligheid. Ze praten vooral over hoe onveilig we zijn en onveilig we ons voelen. Op die manier werkt veiligheid als een perfecte slogan die zich moeiteloos laat invullen met nieuwe gevaren en extra taken voor de burger wiens belangrijkste activiteit in strikte zin niet draait om de aanpak van onveiligheid. Mocht ik postbode zijn en met tassen vol kerstkaarten door de wijk fietsen, dan zou ik het wel weten. Geen kaarten dit jaar in de brievenbussen van politici en de managers van PostNL.
Marc Schuilenburg doceert aan de afdeling Strafrecht en Criminologie van de Vrije Universiteit te Amsterdam. De Politiecolumn wordt afwisselend geschreven door deskundigen uit het politieveld.
Bron: NRC