Enkele reflecties over naming & shaming in the 21e eeuw
Hans Nelen, Martina Althoff en Janine Janssen. (2021). Boetedoening of lynchpartij?. Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit (11) 3, 3-15
Gedurende de afgelopen jaren zijn vele machtige mannen met een smak van hun schild getuimeld, nadat de beschuldigingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tegen hen zich opstapelden. Harvey Weinstein en Kevin Spacey zijn maar enkele voorbeelden van ‘gevallen helden’ die onder invloed van publiciteitscampagnes die via sociale media werden aangejaagd uiteindelijk in de beklaagdenbank terechtkwamen en ook strafrechtelijk werden veroordeeld. Van iets recenter datum is de ‘affaire’ op eigen bodem rondom de zanger Marco Borsato. Met opzet staat het woord affaire hier tussen haakjes, want eigenlijk weet niemand – althans op het moment dat deze woorden aan het papier werden toevertrouwd (begin januari 2022) – wat er precies aan de hand is. Wat we wel weten, is dat Borsato in november 2021 aangifte heeft gedaan van smaad en laster jegens een vrouw en haar moeder die hem beschuldigden van seksueel ongepast gedrag. In de publieke opinie werd deze stap door een aantal commentatoren beschouwd als een vlucht naar voren: Borsato werd op bepaalde internetkanalen namelijk al enige tijd geportretteerd als een bekende Nederlander die zijn handen niet zou kunnen afhouden van minderjarige meisjes. De inkt van de aanklacht jegens Borsato was overigens nog niet opgedroogd toen naar aanleiding van een uitzending op YouTube van het programma BOOS van Tim Hofman c.s. de publieke verontwaardiging losbrak over de bejegening van jonge meisjes door machtige mannen in de entertainmentindustrie in en rondom het programma ‘The Voice’. De reputatie van een aantal bekende Nederlanders die in dit programma een prominente rol vervulden, lijkt door de lawine aan publiciteit al behoorlijk te zijn aangetast.
In een eerder nummer van dit tijdschrift (2018-2) is al ruimschoots aandacht besteed aan het fenomeen ‘gevallen helden’. Als rode draad door dat themanummer liep de vraag hoe het proces van de val verloopt en welke consequenties de val voor betrokkenen heeft. Wie en wat zet de omkering en val in gang? Waardoor wordt het proces aangezwengeld, want de val is niet altijd iets dat voor het grote publiek zichtbaar is? In de verschillende bijdragen aan dat themanummer werd al zijdelings stilgestaan bij het belang van de opkomst van sociale media en de invloed van naming & shaming (N&S)-campagnes op het proces van de val. Nu, drie jaar later, hebben we deze issues tot hoofdthema van het onderhavige nummer gemaakt. Er wordt daarbij voortgeborduurd op de notie dat hedendaagse moral entrepeneurs brede maatschappelijke bewegingen vertegenwoordigen, die zelf niet over directe beslissingsmacht beschikken, maar die wel in staat zijn om het debat over een belangrijk maatschappelijk thema aan te jagen en wezenlijk te beïnvloeden. Ook aan die moral entrepreneurs hebben we eerder een themanummer gewijd (2018-3). In dat verband werd onder andere gerefereerd aan het gedachtegoed van Posner (2009), die morele ondernemers primair ziet als mensen die de macht hebben om onze morele intuïtie te transformeren. Dit gebeurt volgens hem op basis van betogen die eigenbelang centraal stellen en waarin niet zozeer de rede maar de emotie de boventoon voert. Als we de maatschappelijke ontwikkelingen van de afgelopen jaren op een rij zetten, komt een aantal bewegingen in beeld dat zich bij het agenderen van een probleem nadrukkelijk bedient van N&S-strategieën en daarmee in de samenleving een gevoelige snaar weet te raken. Als eerste kan daarbij worden gewezen op de #MeToo-beweging die de discussie over seksueel geweld jegens vrouwen weer nadrukkelijk op de agenda heeft gezet en heeft weten te verbreden naar seksueel grensoverschrijdend gedrag. In de bijdrage van Martina Althoff aan dit nummer zal uitgebreid op het belang van deze beweging worden ingegaan en hoe binnen #Metoo van N&S-strategieën gebruik wordt gemaakt. Althoff vraagt zich daarbij in het bijzonder af of N&S een geschikt middel is voor een politieke beweging die als doel heeft om een maatschappelijke verandering teweeg te brengen ten aanzien van seksueel geweld. Parallel aan deze ontwikkelingen op het gebied van vrouwenrechten heeft Black Lives Matter het debat over racisme aangejaagd en is in het kader van N&S ook een aantal voormalige ‘helden’ – figuurlijk maar soms ook letterlijk – van hun sokkel getrokken. Dat debat over racisme is, mede als gevolg van de scherpe tegenreacties die het heeft uitgelokt, behoorlijk gepolariseerd geraakt. In Nederland manifesteert die polarisatie zich onder andere in de jaarlijks terugkerende discussie over Zwarte Piet. In binnen- en buitenland is vanuit de Black Lives Matter-beweging nog een ander fenomeen naar voren gekomen dat inmiddels wordt aangeduid als Woke. Een persoon mag volgens het Webster Dictionary als zodanig worden aangemerkt als hij of zij – we vermijden hier de aanduiding ‘het’, hetgeen niet bepaald Woke is – ‘aware of and actively attentive is to important facts and issues (especially issues of racial and social justice)’. Woke is een vorm van politieke correctheid geworden die tot veel controverse leidt, ook binnen de muren van de wetenschap: menig historicus en sociaal wetenschapper voelt zich in het defensief gedrongen en vermijdt in de collegezaal gevoelige thema’s, uit angst om naar aanleiding van een uit zijn verband gerukt voorbeeld of onbegrepen grap door studenten te worden beschuldigd van racisme of een andere sociale onrechtvaardigheid. Ofwel, men wordt terughoudender bij het vooruitzicht van N&S door de eigen studenten. Frank Furedi waarschuwt in het interview waarvan het verslag aan het einde van dit nummer is afgedrukt met nadruk voor het gevaar van zelfcensuur aan de universiteit. Zijn vrees werd in juli 2021 in een interview in de Volkskrant door een aantal academici gedeeld.1 Zij spraken de zorg uit dat de academische vrijheid wordt bedreigd door een lichting ‘woke’-studenten die soms op basis van één woord of gebaar zouden aannemen dat men woke is of juist niet. De N&S-mechanismen die dan op gang kunnen komen, worden mooi verbeeld in de televisieserie the Chair.2 Deze serie heeft betrekking op het reilen en zeilen binnen een vakgroep Engels aan de fictieve universiteit Pembroke aan de Amerikaanse oostkust. Een van de hoogleraren aan deze denkbeeldige universiteit, Bill Dobson, roept naar aanleiding van een college waarin hij zich in een vlammend betoog over fascisme en absurdisme in woord en gebaar enigszins te buiten gaat, zo veel weerstand op onder de studenten, dat zijn academische positie uiteindelijk onhoudbaar wordt. Dat zijn boodschap door de studenten verkeerd is begrepen, doet in de lastercampagne die vervolgens tegen hem wordt opgezet niet meer terzake.
In een tijd waarin aanhangers van radicale bewegingen aan de linker- en rechterzijde van het politieke spectrum vermeende tegenstanders van de eigen opvattingen sowieso al verketteren en wetenschap is gereduceerd tot ‘ook maar een mening’, heeft de coronacrisis de verhoudingen in de samenleving nog verder op scherp gezet. De tolerantie voor de opinie van andersdenkenden is nog verder afgenomen en over en weer worden personen die in het debat een standpunt innemen over een bepaald thema openlijk aan de schandpaal genageld, geïntimideerd of zelfs bedreigd. N&S gaat in dat verband ook nadrukkelijk gepaard met eigenrichting. Diverse virologen en epidemiologen ondervinden dagelijks de negatieve gevolgen van het ventileren van hun wetenschappelijke inzichten, maar ook de reacties op uitspraken van personen die worden gerekend tot de antivaxers zijn niet zelden van nuance gespeend. Ondertussen staan individuen met fakkels voor het huis van bekende politici, brengen sommige politieke partijen de ‘tribunalen’ al in gereedheid en zijn volgens anderen de uitlatingen van sommige politici staatsgevaarlijk, ondermijnend voor de democratie en zetten ze aan tot geweld.
Als gevolg van deze ontwikkelingen en de opkomst en snelheid van digitale communicatietechnologie heeft N&S een andere lading gekregen dan enkele decennia geleden werd voorzien. Toen werd, in het bijzonder in de literatuur over organisatiecriminaliteit, de openbaarmaking van schadelijk en onwettig gedrag vooral gezien als een aanvullende vorm van sanctionering, ervan uitgaande dat invloedrijke personen, bedrijven en overheden als de dood waren voor mogelijk negatieve informatie die over hen werd gepubliceerd (Van Erp, 2010). N&S in de oorspronkelijke betekenis had betrekking op het openbaar maken van gegevens over straffen en maatregelen die tegen personen of organisaties waren uitgesproken nadat gedegen onderzoek had plaatsgevonden. Het laatste is nu echter geen voorwaarde meer. Personen en instanties worden regelmatig aan de schandpaal genageld voordat er enige onderzoeksinstantie naar hun zaak heeft kunnen kijken. De opkomst van digitale informatietechnologie – de sociale media in het bijzonder – maakt dat geruchten zich razendsnel in het publieke domein verspreiden en als ‘waarheid’ worden gepresenteerd.
In dit inleidende overzichtsartikel gaan we eerst terug naar de oorspronkelijke betekenis die de geestelijke vader van N&S, John Braithwaite, aan het concept gaf. Vervolgens staan we stil bij de transformatie die het concept in de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. Voor een deel leunen we daarbij op de literatuur van de organisatiecriminaliteit – waaruit N&S tenslotte ook stamt – maar ook zal aandacht worden besteed aan N&S in de context van andere vormen van criminaliteit. De vraag komt ook aan bod welke effecten met N&S worden nagestreefd en wat we weten uit de literatuur over het bereiken daarvan. Tot slot wordt de vraag opgeworpen of de betekenis van het hedendaagse N&S niet zo ver is afgedreven van de oorspronkelijke intenties, dat het in de meeste gevallen dichter in de buurt komt van een publieke vernedering en een ordinaire lynchpartij dan van boetedoening en een stimulans om het leven te beteren.
Lees verder via tijdschriften.boomcriminologie.nl