01:46
22 november 2024

Blaming Molenbeek is too easy Veiligheidsbeleid of symptoombestrijding

How to organise an integral inclusive city policy?

De weerzinwekkende aanslagen in Parijs van vrijdag 13 november 2015 liggen vandaag enige tijd achter ons. Die afstand laat toe om de gebeurtenissen met een koel hoofd te bekijken.

The facts

  1. De daders zijn grotendeels bekend, doch er blijven nog blinde vlekken. Negen terroristen kwamen om, waarvan er twee onbekend blijven, en één is op de vlucht. De daders opereerden in drie verschillende commando’s. Alle gekende daders zijn Franstalig, hetgeen de communicatie onderling bevorderde. Een deel van de daders was afkomstig uit het Belgische Molenbeek, anderen hadden de Franse nationaliteit.De aanval op het Stade de France werd uitgevoerd door Bilal Hadfi (20), die zich opblies met zijn bommengordel tijdens de gebeurtenissen. Van twee andere medestanders, die zichzelf eveneens opbliezen, blijft de preciese identiteit onbekend. Bilal Hadfi was Fransman en woonde in het Belgische Neder-over-Heembeek.Een tweede groep, die aanslagen pleegde op restaurants en cafés in de straten van Parijs werd gevormd door : Abdelhamid Abaaoud (28) enChakib Akrouh (25), die beiden overlijden tijdens de politietussenkomst op 18 november in Saint-Denis. Tevens waren er de broers Brahim Abdeslam (31) en Salah Abdeslam (26). Brahim laat zijn bommengordel tot ontploffing komen. Salah blijft voortvluchtig tot op heden.  Dit commando was in grote mate samengesteld uit personen uit het Brusselse Sint-Jans-Molenbeek : Abdelhamid Abaaoud had de Belgisch-Marokkaanse nationaliteit en was woonachtig in Molenbeek. De broers Brahim en Salah Abdeslam baatten een café uit in hetzelfde Molenbeek, dat administratief gesloten werd op initiatief van de burgemeester wegens drugstrafiek. Chakib Akrouh had de Belgisch-Marokkaanse nationaliteit, en was eveneens woonachtig in Molenbeek.De derde groep voerde de aanslag op de Bataclan uit. Hierbij waren betrokken : Mostefai Ismaël Omar (29); Samy Amimour​ (28), en Foued Mohamed-Aggad (23). Alle drie kwamen om in de Bataclan, twee bliezen zich op met hun bommengordel, één werd door de politie uitgeschakeld. Dit commando was samengesteld uit Franse geradicaliseerden :Mostefai Ismaël Omar had de Franse nationaliteit en woonachtig in Chartres. Zijn vader was van Algerijnse afkomst, zijn moeder van Portugese. Samy Amimour werd geboren in Parijs, en was woonachtig in de buitenwijk Drancy. Hij kwam uit een verwesterd migrantengezin. Foued Mohamed-Aggad was afkomstig uit Wissembourg, een gemeente in het uiterste noordoosten van het Frankrijk. Zijn ouders waren arbeiders. Zijn vader was van Algerijnse herkomst, zijn moeder Marokkaanse.
  2. Het is duidelijk dat de aanslagen zorgvuldig werden voorbereid vanuit Syrië. In september 2015 werd Salah Abdeslam gecontroleerd aan de Oostenrijks-Hongaarse grens, bij zijn terugkeer uit Budapest. Hij werd vergezeld door Samir Bouzid en Soufiane Kayal, welke vermoedelijk valse identiteiten zijn. Beide mannen worden ervan verdacht de aanslagen tijdens de uitvoering vanuit Brussel te hebben gecoördineerd en in te hebben gestaan voor de onderlinge communicatie.Van de bekende betrokkenen verbleven haast allen in Syrië. Alles wijst erop dat de daders werden geïnstrueerd aldaar. Abdelhamid Abaaoud vertrok in 2014 naar Syrië, keerde terug naar de EU en vertrok opnieuw; Bilal Hadfi vocht in Syrië gedurende meer dan een jaar; Chakib Akrouhvertrok bij herhaling naar Syrië; Mostefai Ismaël Omar was in 2013 en 2014 maandenlang in Syrië; Samy Amimour reisde in oktober 2013 af naar Syrië. Hij keerde voor de aanslagen niet meer terug; Foued Mohamed-Aggad reisde in december 2013 af naar Syrië. Enkel Brahim enSalah Abdeslam waren, voorzover bekend, nooit in Syrië. Zij radicaliseerden via sociale media en door toedoen van Abaaoud.Drie safe-houses werden gehuurd in België, één appartement in Charleroi en één in Schaarbeek, en een huis in Auvelais in de regio van Namen. Enkele dagen voordat de aanslagen plaatsvonden werden drie wagens gehuurd in Brussel, vermoedelijk door tussenkomst van de broers Abdeslam.  Het Bataclan commando logeerde in twee hotelkamers in Alfortville. De anderen verbleven in een appartement in Bobigny.
  3. De meeste terroristen waren gekend bij de veiligheidsdiensten. Ondanks dat konden de aanslagen niet verhinderd worden. Abdelhamid Abaaoud groeide al snel uit tot de spil in een netwerk van jonge jihadisten. Zo was hij betrokken bij de door de politie verijdelde aanslag in Verviers begin 2015, waarbij Khalid Ben Larbi en Soufiane Amghar omkwamen. In augustus 2015 werd een aanslag op de Thalys voorkomen. Abaaoud stond in contact met de dader, Ayoub El Khazzani. Abaaoud wist te ontkomen en werd bij verstek veroordeeld in België tot 20 jaar gevangenisstraf wegens het ronselen van strijders voor IS.De broers Abdeslam stonden geregistreerd als ‘geradicaliseerd, behorend tot de beweging van de moslimbroederschap’. De verantwoordelijkheid voor dat onderzoek naar beiden lag bij de Belgische federale politie, die geen actie ondernam. De federale politie verzocht de lokale politie zich niet bezig te houden met personen die op de lijst staan.Chakib Akrouh ging naar Syrië in gezelschap van Gelel Attar, intussen in Marokko gearresteerd, ook uit Molenbeek. Attar stond zeer dicht staat bij de ronselaar Khalid Zerkani, die in juli 2015 veroordeeld werd tot 12 jaar. Bij die gelegenheid werd Chakib Akrouh bij verstek veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf.Turkije heeft de Franse autoriteiten gewaarschuwd voor Mostefai Ismaël Omar. Na zijn vertrek naar Syrië werd in de herfst van 2013 een internationaal aanhoudingsmandaat uitgevaardigd tegen Samy Amimour. Foued Mohamed-Aggad was geficheerd door de veiligheidsdiensten omwille van zijn radicaal profiel en stond geseind door Interpol.Enkel Bilal Hadfi bleef onder de radar van de veiligheidsdiensten bij zijn terugkeer uit Syrië.

The solutions?

Het Belgische politiebestel, met een federale en lokale component, werd voorwerp van discussie. Vooral internationale observatoren waren de mening toegedaan dat het gaat om een te verbrokkeld systeem, dat al teveel een daadkrachtig en gecoördineerd optreden in de weg staat. Vooral de toestand in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stond ter discussie. Het gewest is samengesteld uit 19 gemeenten (één ervan is Sint-Jans-Molenbeek) en 6 politiezones. De grondgedachte bij de Belgische politiehervorming van 2001 was in grote mate de politiële werking nauw te laten aansluiten op het gemeentelijke beleid, zodat het beoogd ‘integraal veiligheidsbeleid’ reële kansen kreeg. In het Brusselse werd terughoudend opgetreden ten tijde van de hervorming omwille van de politieke gevoeligheden.

Vandaag wordt –ook door Nederlanders- geopperd voor een éénmaking van de zes Brusselse politiezones van het gewest, onder leiding van één korpschef. Op zich is deze gedachte best verdedigbaar, en wellicht zelfs noodzakelijk, indien dit echter ook leidt tot de samenvoeging van de 19 Brusselse gemeenten tot één bestuursniveau, of één stedelijk gebied. Het is immers slechts op deze manier dat een ‘integraal veiligheidsbeleid’ ook in Brussel vorm kan gegeven worden. De Europese realiteit leert ons dat metropolen best worden voorzien van robuuste korpsen (denk maar aan de London Metropolitan Police), die onder de supervisie van één politiek verantwoordelijke functioneren (in Londen vond sinds 2011 een verschuiving van deze verantwoordelijkheid naar verkozen Police and Crime Commissioners of PCC’s plaats), precies met het oog op het garanderen van een goede aansluiting op het globaal stedelijk beleid. Denk hierbij ook aan Berlijn, waar de premier van de Berlijnse deelstaat meteen ook fungeert als burgemeester van de stad en in grote mate grip heeft op het korps dat actief is op het metropolitaan grondgebied. Contrasterend hiermee is de situatie in Parijs, waar de “Préfecture de Police de Paris” erg ver staat van het lokaal beleidsniveau en de facto werd geïntegreerd in de Nationale Politie, onder de supervisie van de nationale regering.

Het creëren van één Brusselse politiezone, zonder te raken aan de 19 afzonderlijke gemeenten, kan echter enkel maar tot een grotere afstand tussen het metropolitaan bestuur en de politie leiden en meteen leiden tot minder gemeenschapsgerichtheid. Het grootste probleem ligt evenwel niet in de tendens tot schaalvergroting van de politie. Het meest schrijnende probleem ligt in het feit dat de overheid in de huidige tijden van schaarste, in toenemende mate besparingen doorvoert binnen het ruime veld van sociale voorzieningen en de welvaartsstaat uitholt, alle programma’s gericht op sociale rechtvaardigheid en cohesie ten spijt. Hierdoor komt de Belgische gemeenschapsgerichte politie in grote mate onder druk te staan. Partnerships met scholen, jeugdwerkers, buurthuizen e.d.m. worden herleid tot pure symbolische retoriek als dat maatschappelijk middenveld geen financiële ademruimte meer heeft. Of, hoe de politietaak in toenemende wordt versmald tot het bestrijden van symptomen bij gebrek aan voldoende middelen om haar medewerking te verlenen aan een reëel stedelijk project. Zoals in Frankrijk, wordt repressie dan het toverwoord. Or, how a failing government creates an intrusive police force…. (Devroe & Ponsaers, 2012)

Hoe dan ook kunnen fenomenen als de aanslagen in Parijs maar aangepakt worden middels een goede internationale informatie-uitwisseling en intelligence sharing. De ware schuldigen zitten immers niet in Molenbeek, maar – zoals uit bovenstaande blijkt – in Syrië.

Bron: Elke de Vroe, spreekt op een van de HCB Colleges!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *