Afgelopen zomer liep ik met mijn zoon de metro onder station Genua Principe in toen er plotseling een alarm af ging. Geïrriteerd hield ik mijn handen voor mijn oren en liep door. De herrie deed me denken aan het inbraakalarm op kantoor dat minstens één keer per week af gaat omdat iemand vergeten is het goed uit te schakelen. Mijn zoon kwam achter me aan rennen en sleurde me mee de trappen op naar buiten. Hoe haalde ik het in m’n hoofd door te lopen, vroeg hij, het kon wel een aanslag zijn! Hij was duidelijk geschrokken.
Ook op het jeugdjournaal flitsen de verschrikkelijke beelden voorbij. Natuurlijk moest ik hem gelijk geven dat het dom is door te lopen als je verordonneerd wordt een gebouw te verlaten. Tegelijkertijd wilde ik hem ook meegeven dat een alarm nog geen reden is om in paniek te raken. De kans dat je voor station Genua Principe onder een auto loopt is nog altijd vele malen groter dan dat je getuige bent van een aanslag, zelfs bij gillende sirenes. Meestal is het loos alarm. Dat bleek ook deze keer het geval. Het alarm stopte en voorzichtig liepen we opnieuw de trappen naar de metro af.
Alarm-inflatie
Het voorval zette me aan het denken. Mijn reactie was een direct gevolg van wat je alarm-inflatie zou kunnen noemen. Door alle keren dat ik langs scooters loop die denken dat ze worden meegenomen als er iemand in de buurt komt, door winkelpoortjes die onterecht ‘houd de dief’ piepen, door brandmelders in parkeergarages die afgaan als de wind verkeerd staat. Inmiddels kennen we allemaal het fenomeen van een gillend alarm waar we ons vooral aan irriteren maar weinig van aantrekken.
Het alarm is ook onze woningen binnen getrokken. Aangemoedigd door verzekeraars wordt op veel woningen een inbraakalarm gemonteerd. Dat schijnt een veilig gevoel te geven. Lastig aan het veilige gevoel is dat veiligheid niet meetbaar is. Het lekken van je dak, het onderhoud aan je gevel of het isoleren van je woning vraagt om concrete oplossingen. Met het verhogen van het gevoel van veiligheid kun je oneindig doorgaan, wat commercieel dan wel weer interessant is.
Zelfs de Nederlandse overheid heeft al een aantal jaar het streven zoveel mogelijk woningen van een alarm te voorzien. Dat gaat dan niet om inbraak maar om brandveiligheid. In iedere nieuwbouwwoning wordt een rookmelder voorgeschreven. Inmiddels is 60% van de woningen van rookmelders voorzien. De VEBON, de vereniging van veiligheidsinstallatiebedrijven, vindt dat alle woningen een alarm moeten krijgen. Ze onderbouwen dit met een indrukwekkende vracht aan cijfers. Wat mij opvalt is dat de afgelopen vijftig jaar het aantal slachtoffers door brand nauwelijks is gedaald. Dat er vijftig jaar geleden nog geen enkele rookmelder in welke woning dan ook zat maakt geen verschil. Het lijkt er dus op dat rookmelders op dat vlak geen bijdrage aan een grotere veiligheid leveren.
‘Ieder loos alarm verhoogt stress’
In de statistieken ontbreekt het negatieve effect dat alarmvoorzieningen hebben op de volksgezondheid. Neem bijvoorbeeld de rookmelder. Als we de radioactieve bron van oude rookmelders buiten beschouwing laten dan is er nog altijd de overlast die een loos alarm met zich meebrengt. Moderne rookmelders maken een hemeltergend geluid als de batterij leeg is of als een spin in de signalering kruipt. Dat gebeurt in veel gevallen midden in de nacht. De volgende dag zit iemand slecht uitgeslapen in de auto wat een direct negatief gevolg heeft op onze veiligheid. Als ik goed reken zijn er inmiddels minstens 15 miljoen rookmelders in Nederlandse huizen. Dat betekent dat er miljoenen keren loos alarm is. Ieder loos alarm verhoogt stress en – ik ben geen medicus – er sterven meer mensen aan hart- en vaatziekten dan aan brand.
Veiligheid is een groot goed en ik prijs me gelukkig in één van de veiligste landen ter wereld in de veiligste eeuw ooit te leven. Toch hecht ik nog altijd meer waarde aan welzijn dan aan veiligheid. Daarom blijf ik er van overtuigd dat we om ons welzijn te verhogen het toepassen van een stressverhogend alarm zoveel mogelijk moeten beperken.
Harvey Otten