Het bericht dat NRC eind januari in de krant zette, was wel van het soort dat je even met de ogen deed knipperen. Uit onderzoek van de krant bij het kadaster was gebleken dat meer dan duizend huurders van corporatiewoningen samen ruim 3300 woningen bezitten. Jos van der Lans werpt een andere blik op deze kwestie.
De kroon in de berichtgeving spant een huurder in de gemeente Súdwest-Fryslân die maar liefst 59 huizen in bezit heeft. Wie dat is, is onbekend. Privacywetgeving verbiedt dat gegevens te herleiden zijn tot namen en rugnummers van burgers. De enige reactie van een desondanks achterhaalde ‘scheefeigenaar’ was er een van verbazing. De man was zich van geen kwaad bewust: ‘Ik betaal toch altijd mijn huur.’
Treffender is het verschil in beleving tussen corporatiehuurders en beleidsdenkers eigenlijk niet uit te drukken. Voor corporatiemensen zijn sociale huurwoningen er voor groepen met een krappe beurs, in de werkelijkheid van gewone mensen is het verwerven van een sociale huurwoning geen bewijs van hun armlastigheid, maar een lot uit een jarenlange loterij. Eenmaal in de prijzen gevallen voelen zij zich de koning te rijk. Dus waarom nog verhuizen als het inkomen toeneemt? Waar naartoe dan?
Lees verder via socialevraagstukken.nl