In Nederland lijkt de geregistreerde jeugdcriminaliteit de afgelopen jaren gestaag af te nemen1 . Het aantal problematische jeugdgroepen dat jaarlijks wordt bijgehouden, is zelfs opmerkelijk hard gedaald. In vergelijking met 2009 heeft Nederland maar liefst 64% minder problematische jeugdgroepen, om precies te zijn: een daling van 68% hinderlijke, 50% overlastgevende en 64% criminele jeugdgroepen. Tegelijkertijd lijken de maatschappelijke zorgen omtrent het delinquente gedrag van ‘risicojongeren’ en problematische jeugdgroepen niet te zijn verminderd . Berichten over ernstige overlast van jongeren – soms aangeduid met termen als ‘straatterreur’ – krijgen veel aandacht in de media en de politiek. Dit geldt ook voor diverse vormen van jeugdcriminaliteit en vooral de zogenaamde High Impact Crimes (HIC). Dit zijn de delicten met een grote impact op het slachtoffer, diens directe omgeving en het veiligheidsgevoel in de maatschappij, waaronder woninginbraak, straatroof, overvallen en andere vormen van gewelddadige vermogenscriminaliteit. In de berichtgeving over jeugdcriminaliteit wordt in het geval van allochtone verdachten – lees: ‘Marokkaanse’ daders – steevast een belangrijk punt gemaakt van hun etnische achtergrond. Dat gebeurt zelfs nog nadrukkelijker in heftige reacties op websites en social media. Een interessante vraag is hoe de stabiele statistische daling van jeugdcriminaliteit in ons land is te rijmen met deze aanhoudende (zo niet toenemende) zorgen over de resterende problematiek?
Lees verder via Lectorale Rede Dirk Jan de Jong Hogeschool Leiden – Verkeerd verbonden