In het boek ‘Van wie is de straat? wordt verslag gedaan van vijf casestudies die door Bureau Beke zijn uitgevoerd en opgetekend. Het betreft casestudies naar de volgende fenomenen:
– jeugdige groepsverkrachters
– autokrakers in de binnenstad
– een virtuele criminele jeugdgroep
– een onaanraakbare jeugdgroep
– overvallers uit het niets
De casestudies starten telkens doordat een politiefunctionaris het Programma Politie en Wetenschap verzoekt het korps te ondersteunen in de analyse en/of aanpak van een als ongrijpbaar ervaren veiligheids- of criminaliteitsfenomeen. Een tweede kenmerk van de verzoeken is dat er in alle casus bij politiefunctionarissen zoals wijkagenten, recherchechefs, bureauchefs of leden uit de korpsleiding sprake is van een onderbuikgevoel c.q. niet-pluisgevoel met betrekking tot het fenomeen.
Voorgaande leidt tot vijf fenomeenonderzoeken die een schoolvoorbeeld zijn voor de samenwerking tussen politie en wetenschap. Onderzoekers sluiten tijdens de fenomeenonderzoeken aan bij politieteams (wijk- of rechercheteams) om samen met hen en zelfstandig aanvullende onderzoeksactiviteiten en analyses uit te voeren en resultaten en opbrengsten op te tekenen.
In alle vijf casus zijn de op voorhand ongrijpbare fenomenen grijpbaar gemaakt. De reden dat dit is gelukt, heeft te maken met de samenwerking tussen politie en wetenschap, de open houding van de politie en een methodische aanpak.
Uiteindelijk leveren de vijf casestudies een methodiek op om op het oog ongrijpbare fenomenen grijpbaar te maken en leiden zij tot een aantal lessen en revenuen voor zowel de wijkpolitie als de recherche.
Lees verder via BureauBeke