De verplichte kennisgeving bij de start van de plan-m.e.r. komt te vervallen. In het ontwerp Omgevingsbesluit ontbreekt hiervoor de motivering. Hoe moeten we dit duiden? Spreekt dit voornemen voor zich of is het een manier om lastige discussies uit de weg te gaan? Niet onderschat mag worden de ondermijning hiervan voor de wezenlijke rol van het instrument milieueffectrapportage en de machtsbalans tussen planproces en m.e.r.
De Commissie voor de m.e.r. organiseerde enkele maanden geleden een bijeenkomst over participatie en m.e.r. Toen gaf dit voornemen al de nodige stof tot discussie. Het argument van het ministerie van Infrastructuur en Milieu: milieueffectrapportage is een minder op zichzelf staande procedure, maar onderdeel van de voorbereidingsprocedure voor een besluit over een plan of programma. Via de motiveringsplicht wordt geregeld dat het bevoegd gezag achteraf dient te motiveren hoe met participatie is omgegaan en met de resultaten van het MER. Dat moet voldoende waarborgen bieden. Een kwestie van vertrouwen dus?
Deze redenatie gaat voorbij aan drie essentiële voordelen van een vroegtijdige kennisgeving van de start van de m.e.r.-procedure. Als eerste wil ik noemen het belang van het dwingende karakter ervan om tijdig de voorwaarden te creëren voor een goede afstemming tussen planproces en m.e.r. Zonder verplichte kennisgeving is er minder druk en wordt de noodzaak minder gevoeld. Kennis en kunde van m.e.r. worden dan niet of te laat ingezet. Milieueffectrapportage heeft dan eerder een toetsende rol in plaats van een ontwerpende rol.
Machtsbalans bewaken
De m.e.r. wetgeving is er gekomen om het milieubelang een nadrukkelijke rol te geven in de besluitvorming. Stellen dat de m.e.r.-procedure een minder op zichzelf staande procedure is, gaat voorbij aan het krachtenveld waarin besluiten over omgevingsvisies, omgevingsplannen en programma’s tot stand komen. Zodra de m.e.r.-procedure ondergeschikt wordt aan de planprocedure is de machtsbalans verstoord. Milieueffectrapportage kan dan minder een vuist maken in het besluitvormingsproces. Milieueffectrapportage moet een op zichzelf staande procedure blijven. De opgave is om m.e.r. goed af te stemmen op het planproces. Dat is een kwestie van goede samenwerking.
Mijn derde punt is een inhoudelijke. Vanuit het perspectief van milieueffectrapportage kunnen fundamenteel andere alternatieven in beeld komen dan vanuit de initiële doelstellingen van het plan of programma. In de ruimtelijke planning gaat het niet meer om het maken van een keuze uit alternatieve toekomstbeelden. Omgevingsvisies en omgevingsplannen moeten meer ruimte open laten voor onverwachte initiatieven en meer flexibiliteit bieden. Kaderstelling wordt belangrijker en dat kun je niet alleen aan het bevoegd gezag overlaten. Milieueffectrapportage kan de onderbouwing leveren voor de kaders van de omgevingsvisie en omgevingsplan. Denk aan de kennis en informatie over cumulatieve milieueffecten en de milieugebruiksruimte waarbinnen nieuwe ontwikkelingen aanvaardbaar zijn.
De vroegtijdige kennisgeving van de start van de plan-m.e.r. heeft drie belangrijke voordelen. Het dwingt het bevoegd gezag tot het organiseren van een goede wisselwerking tussen planproces en m.e.r. Het draagt bij aan het in stand houden van de machtsbalans tussen beide. Met de transitie van het ruimtelijk domein wordt kaderstelling belangrijker en dat kan je niet alleen overlaten aan het bevoegd gezag. Met participatie kan je niet vroeg genoeg beginnen.
Het laten vallen van de verplichte kennisgeving voor de milieueffectrapportage is uit oogpunt van milieubelang een gevaarlijke ontwikkeling. Het ondermijnt de wezenlijk rol van het instrument m.e.r. en verstoort de machtsbalans tussen milieubelang en andere belangen in het nadeel van milieu.