04:47
18 december 2024

In hun wereld bestond maar één waarheid – Radicalisering

Radicalisering In Amsterdam waren op een congres voormalige radicale jongeren te gast. Wat hebben ze gemeen? Ze wilden bij een groep horen. Adam Deen (39) klom tot 2003 op binnen de Britse salafistische groepering Al Muhajiroun. Hij stapte eruit voordat de Britse regering de organisatie als terreurgroep verbood. „Ik heb mijn twintiger jaren helemaal weggegooid.”Olivier Middendorp

Adam Deen bladert door de theezakjes in de houten doos. „Ik ben heel kieskeurig wat mijn merk betreft”, verontschuldigt hij zich. Hij schenkt zichzelf uiteindelijk een kop koffie in.Johnny Petersen (39) hoorde bij de hooligans van voetbalclub Aarhus GF. Tien jaar lang zat hij in een extreem-rechtse organisatie, tot hij in 2008 vader werd. Nu is hij sociaal werker. „Ik kreeg ook genoeg van de hypocrisie. Als we naar reggae van Bob Marley luisterden, mocht niemand dat weten.”.Olivier Middendorp

Dertien jaar geleden had Adam Deen, een Londense jongen met Turks-Georgische wortels, de waarheid nog in pacht. Hij maakte deel uit van de fundamentalistisch-islamitische organisatie Al Muhajiroun, die op slag beroemd werd toen zij op een congres in 2002 de lof zongen van de aanslagen van 11 september. Met Al Muhajiroun was Deen op weg naar het kalifaat op aarde. En wie daar niet mee naartoe wilde, had eigenlijk geen recht op leven.

En nu is Deen te gast op een congres in Amsterdam, over ‘preventie, deradicalisering en burgerschap’, georganiseerd door kennisnetwerk TerRa en gedomineerd door de Quilliam Foundation, een Britse denktank op dit gebied. De Londenaar zit ingeklemd tussen twee getatoeëerde Deense spierbundels die ooit in extreem-rechtse organisaties zaten, en een ex-extreem-linkse Deense antifascist die de democratie wilde redden door rechts-extremisten in elkaar te slaan. Søren Lerche (40) begon als 15-jarige te blowen en loog erover tegen zijn ouders. Dat hij in een radicaal links blad schreef vonden ze geweldig. Dat hij met een groepje rechts-extremisten aftuigde, vertelde hij ze niet. „We waren zo druk fascisten te bevechten, dat we zelf fascisten werden.”

Voor, tijdens en na dit forum vertellen de vier spijtoptanten over wat ze achteraf, aartsvijanden die ze waren, gemeen blijken te hebben gehad. En hoe ze proberen hun ervaringen in te zetten voor het tegengaan van extremisme.

De verschillen lijken groot. Søren Lerche, die van zijn pacifistische ouders niet naar Tom & Jerrymocht kijken omdat die tekenfilm te gewelddadig was. Thomas Runges eerste herinnering was de klap met de knokkels die hij van zijn vader kreeg – hij was vier. Adam Deens vader had in de jaren tachtig goed verdiend aan zijn textielbedrijf. De moeder van Johnny Petersen was gescheiden en verhuisde wel tien keer voor haar zoon elf jaar oud was.

Thomas Runge (40) was lid van de racistische organisatie Blood & Honour. Hij is naar eigen zeggen zeventien keer veroordeeld voor geweldpleging en zat zeven jaar in de gevangenis. Hij verliet de groep voor zijn toenmalige vrouw, „een hippie”, en kickte af van de drugs – „wel zes keer.”Olivier Middendorp

Als je de tengere Lerche ziet, kun je je niet voorstellen dat hij kleerkasten van het formaat van Runge en Petersen aanviel. „We waren altijd met vijf tegen twee”, zegt hij schouderophalend. „Dan hoef je niet groot te zijn.” Voor Runge was het een uitgemaakte zaak: „Ik hield van geweld en ik was er goed in. Bovendien was ik altijd high.” Net als Petersen ging hij naar voetbal „om mensen af te rossen die ik niet kende”. Deen trad toe tot Al Muhajourin toen die groepering nog geweldloos was. „Het geweld sluipt erin”, zegt hij.

De overeenkomsten liggen minder voor de hand, maar zijn volgens alle vier essentieel voor de bestrijding van extremisme. Runge die geen liefde kreeg van zijn ouders, Petersen op al die verschillende scholen, Deen die geloofsvragen stelde waar zijn ouders geen antwoord op wisten. Ze zochten allemaal een groep om bij te horen. „Als ik eerder met een linkse groep in contact was gekomen dan met Blood & Honour”, zegt Runge, „dan had ik geen hakenkruizen op mijn ondergoed gehad, maar anarchistentekens.”

Zoals Runge zich „een strijder voor het witte ras” voelde, zo dacht Lerche dat hij de democratie leefdedoor zulke strijders af te tuigen. „Wij beschermden homo’s en migranten.”

De nieuwe omgeving bood de jongens – ze waren allemaal tieners en twintigers toen ze radicaliseerden – een totalitaire wereld. Ze moesten alle banden met hun verleden doorsnijden – alleen Lerche niet, want links-extremisme was duidelijk meer maatschappelijk geaccepteerd dan de rechtse of islamitische variant. In hun nieuwe wereld bestond maar een enkele waarheid; alle andere mensen volgden een dwaalweg. „We keken samen neer op de andere mensen”, zegt Deen. „De enige manier om ons te bevrijden van de rest van de wereld, was deel te nemen aan dat kosmische gevecht.”

Dat maakte het uittreden uit de extreme wereld ook lastig. Voor Runge was het ronduit gevaarlijk – hij waarschuwde zijn oude vrienden dat hij ze door hun hoofd zou schieten als ze bij hem aan de deur kwamen. Lerche droeg toen hij de antifascisten vaarwel zei, lange tijd een mes bij zich. Deen werd door salafisten afgetuigd. Alleen Petersen kon zijn maten gewoon vertellen dat hij er na tien jaar mee wilde ophouden. Zijn vrouw kreeg een kind, hij had lang genoeg hard zijn best gedaan voor White Pride. Aan Johnny Petersen zie je wat pas echt moeilijk is voor de radicale spijtoptanten: afscheid nemen van een leven dat aan een zo verheven ideaal gewijd leek te zijn. „Ik vloog in mijn vierkamerwoning tegen de muren op.”

„Intellectueel kostte het me een jaar om afscheid te nemen”, zegt Adam Deen. „Emotioneel heb ik er zes jaar over gedaan.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *