De massale verontwaardiging over de Turks-Nederlandse imitatiegangsters uit Zaandam deed me zuchten. De jongens terroriseren de wijk, zijn daar trots op en eisen en passant ook nog een buurthuis, waar ze met elkaar kunnen samenscholen, lekker afgezonderd van de wereld.
De straatschoffies zijn uiteraard verantwoordelijk voor hun eigen wangedrag, laat daar geen misverstand over bestaan, maar het is té simpel om hun tergend domme en onverzoenlijke houding louter symptomatisch te benoemen en te hekelen.
Ik woonde vanaf mijn geboorte tot medio jaren negentig in een buurt die was toegewezen aan gastarbeiders. Op het moment dat de gemeente grootschalige saneringen aankondigde, waaierde iedereen uit naar een andere wijk vol sociale huurwoningen, met uitzondering van mijn ouders, die hun eerste huis wilden kopen – met succes. Plotseling woonden we tussen witte mensen, die er heel andere denkbeelden op nahielden, waardoor wij flexibeler naar onze Turkse identiteit gingen kijken.
Sterker nog, pas toen ik uit de wijk vol Turkse gastarbeiders werd geplukt, durfde ik openlijk Nederlander te zijn, zonder mijn oorspronkelijke roots uit het oog te verliezen. Daarvoor bestond altijd de angst dat afwijkend gedrag door de andere Turkse kinderen zou worden veroordeeld.
Een aantal jaren later zag ik dat hun segregatie wel in stand was gebleven, omdat zij zich massaal met elkaar hadden verplaatst, inclusief alle culturele controles, uitheemse tradities en de iedereen-is-tegen-ons-mentaliteit. Ik merkte dat er vervreemding ontstond ten opzichte van de jongens met wie ik vroeger steevast buiten had gespeeld.
Veel van hen doen tegenwoordig gewoon goed mee in de samenleving, maar voelen zich op de eerste plaats Turk, temeer omdat zij alleen omgang hebben met mensen die exact hetzelfde denken en handelen, voorgekauwd door sociale conventies. Van die groep hebben we geen last – al is het dubieus dat ze nog steeds niet in Nederland hun burgerschap omarmen.
Maar vaak gaat het ook mis. Dat zagen we deze week in Zaandam, waar hordes jongeren totaal zijn losgezongen van de realiteit, door altijd in afzondering in dezelfde wijk te moeten leven. Ze projecteren hun sociale mislukking op anderen, gedreven door verwendheid, anarchie en minachting voor elke vorm van autoriteit. Een buurthuis lijkt me derhalve geen goed plan, daar zal het isolement alleen maar toenemen.
Bron: AD