Wim van Amerongen 22 januari 2019
Vorige week nam de Amsterdamse Eenheidschef Pieter-Jaap Aalbersberg afscheid. Voor onze korpschef Erik Akerboom was dat een mooi moment om stil te staan bij de Ontwikkelagenda Opsporing die eind vorig jaar werd gepubliceerd. Aalbersberg (die de nieuwe Nationaal Coördinator terrorismebestrijding wordt) speelde namelijk een grote rol bij de totstandkoming daarvan. Erik Akerboom legde uit dat het (mede) dankzij Aalbersberg een bijzonder product is geworden. Belangrijke was dat Aalbersberg het begrip ‘radicaal’ introduceerde. Volgens de vertrekkende eenheidschef kunnen we ons ‘actievermogen’ pas echt substantieel versterken als we op een aantal terreinen wezenlijk anders gaan denken. In zijn speech destilleerde Erik Akerboom, uit de onder leiding Aalbersberg opgestelde Ontwikkelagenda Opsporing, vier voorbeelden die we meteen als de vier grote uitdagingen voor 2019 kunnen zien:
1- We moeten ophouden met het denken in termen van schaarste. Te vaak zitten we gevangen in discussies over het gebrek aan capaciteit en de pijnlijke keuzes die we daarom moeten maken. Dat gaat nog uit van het idee van de politie die het monopolie heeft in de opsporing, en dus binnen de muren van de organisaties (samen met het Openbaar Ministerie) wikt en weegt over de vraag wat ze wel en wat ze niet kan oppakken. Laten we eens uitgaan van overvloed, stelde Aalbersberg voor. Want die is er. Steeds meer partijen begeven zich op het gebied van de opsporing. Bedrijven die zelf maatregelen nemen op het gebied van cybercrime. Gemeenten en andere overheidsorganisaties die hun rol pakken, etc. De politie kan door deze overvloed veel meer de rol van spelverdeler op zich nemen. Die er bijvoorbeeld voor zorgt dat de juiste informatie voor iedereen beschikbaar is en de juiste mensen klaar heeft staan voor een strafrechtelijk vervolg.
2- Het is tijd om het forensisch onderzoek in het hart van de opsporing te plaatsen, in plaats van als aanvulling op onze traditionele onderzoeksmethoden. We kunnen betere en snellere resultaten boeken als sporen meteen beschikbaar zijn en worden geanalyseerd. In dat geval kan directer afgewogen worden welke (tactische) vervolgstappen nodig zijn.
3- We moeten de analyse van big data als het ‘motorblok’ (de term die Aalbersberg in dit verband gebruikte) van intelligence gaan zien, in plaats van als een van de aanvullende tools. Ook dat kan een enorme impact hebben op ons actievermogen.
4- Het is tijd dat om op een heel andere manier naar de rol van burger in de opsporing te kijken. Die burger wordt immers steeds mondiger, kritischer en ondernemender. Er zijn al veel initiatieven waarbij burgers bij het werk van de politie worden betrokken. Maar durven we verder te gaan en betrekken we burgers echt bij de opsporing? En zijn wij bereid en in staat om in te voegen bij wat burgers zelf aan activiteiten ontplooien (hier past het begrip politieparticipatie, als tegenhanger van burgerparticipatie). Pas als we dat weten te doen, is er sprake van een volwaardig partnerschap dat leidt tot een groter actievermogen.
Het hele bericht is geplaatst op 22 januari 2019 op politieacademie.nl
Meer leren over burgeropsporing? Kom 11 april naar het Nieuwspoort Seminar ‘De Veilige Gemeente 2019 – Burgers in opsporing’ georganiseerd door het Haags Congres Bureau. Met Wim van Amerongen (Nationale Politie), Arnout de Vries (TNO), Eric Bervoets (Bureau Bervoets), Ronald van Steden (VU Amsterdam, SMV) en Marnix Eysink Smeets (Inholland).