Leonie Schakel en Annemiek Stoopendaal, ‘De plaats van het interne toezicht in de praktijk van het externe toezicht’, TvT 2017-3, p. 5-15
Politici en wetenschappers zijn het er al jaren over eens dat extern toezicht en intern toezicht kunnen verbeteren wanneer zij elkaar zouden aanvullen en versterken. Toch spreken interne en externe toezichthouders elkaar zelden. Dit artikel brengt de plaats van het interne toezicht in de praktijk van extern toezichthouders in kaart. Uit het onderzoek blijkt dat interne toezichthouders zich gestaag een plek verwerven in de toezichtpraktijk van externe toezichthouders, maar structureel beleid is nog schaars. Door inzichten uit de literatuur en de praktijk van de externe toezichthouders is het mogelijk de keuzes die gemaakt worden in het vormgeven van de relatie tussen intern en extern toezicht beter te onderbouwen.
Inleiding
Al enige jaren is een trend zichtbaar waarbij externe toezichthouders zich meer dan voorheen richten op de governance van ondertoezichtgestelden.1 Externe toezichthouders, met name in de sectoren wonen, zorg en onderwijs, krijgen vanuit de politiek de opdracht om zich te richten op het stimuleren van goed bestuur en toezicht, en er worden regels opgesteld die ertoe zouden moeten leiden dat extern en intern toezicht elkaar kunnen versterken of aanvullen. Externe toezichthouders zouden beperkter toezicht kunnen houden, als het interne toezicht door de raden van toezicht voldoende sterk is.2
Externe toezichthouders zijn op zoek gegaan naar manieren om invulling te geven aan deze politieke opdracht. Vanuit de behoefte om ideeën uit te wisselen, werd het onderwerp ‘Inventarisatie van de wijze waarop intern toezicht (Raden van Commissarissen e.d.) en dat van [externe] toezichthouders elkaar kunnen versterken’ in 2013 geagendeerd tijdens het Markttoezichthoudersberaad.3 Maar informatie over het onderwerp bleek schaars: de wetenschappelijke literatuur bood weinig aanknopingspunten en empirische ervaringsbeschrijvingen ontbraken vrijwel geheel. Het concreet vormgeven van een relatie tussen extern en intern toezicht blijkt niet makkelijk. Nu, vier jaar later, beschikken nog weinig toezichthouders over een uitgekristalliseerd beleid op dit terrein. Toezichthouders zijn nog zoekende hoe de relatie vormgegeven kan worden. Dit artikel brengt een reconstructie van deze zoektocht en de ervaringen van toezichthouders daarmee in in beeld.
Dit artikel beoogt een bijdrage te leveren aan de kennis over de relatie tussen extern en intern toezicht vanuit het perspectief van de externe toezichthouderspraktijk4 en tracht een brug te slaan tussen theorie en praktijk over dit onderwerp. Voor de beantwoording van de vraag welke visies ten aanzien van de relatie tussen extern en intern toezicht worden uitgedragen in de wetenschappelijke literatuur en in beleidsstukken, zijn een literatuurstudie en een documentenanalyse uitgevoerd. Uit deze analyse blijkt een gedeelde verwachting van wetenschappers en politici dat extern en intern toezicht elkaar kunnen versterken en aanvullen, maar blijkt tevens dat weinig bekend is over deze relatie in de praktijk. De vraag hoe de relatie tussen het interne en externe toezicht in de praktijk gestalte krijgt, is onderzocht door een analyse van beleidsdocumenten waarin externe toezichthouders hebben neergelegd wat hun visie is op de relatie met het interne toezicht en door in interviews met externe toezichthouders te vragen hoe zij het interne toezicht bij hun toezichtpraktijk betrekken.5
Door wetenschappelijke kennis, politieke verwachtingen en praktijkervaringen bij elkaar te brengen draagt het artikel bij aan verdere theorievorming aangaande de relatie tussen extern en intern toezicht en is het mogelijk de keuzes die gemaakt worden in het vormgeven van de relatie tussen intern en extern toezicht beter te onderbouwen.
Lees verder via bjutijdschriften.nl
Meer leren van o.a. Leonie Schakel over actuele trends en ontwikkelingen in het toezicht? Kom op donderdag 23 november, 7 december en 14 december naar de HCB Seminarreeks Toezicht in Transitie 2023 – Toezicht in verbinding met verder oa Prof. dr. Esther Versluis en Bart Snels.