08:21
19 april 2024

Poging tot drugshandel onvoldoende voor sluiting ingevolge artikel 13b Opiumwet

Een poging tot verkoop, aflevering of verstrekking van drugs vanuit een pand is onvoldoende voor het ontstaan van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 13b Opiumwet. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 april 2017 uitgemaakt (ECLI:NL:RVS:2017:993). Nog niet eerder maakte de Afdeling dit zo expliciet duidelijk.

 

In de haven van Antwerpen treffen Belgische autoriteiten in dozen met exotisch fruit, tussen de vruchten 40,7 kilogram cocaïne aan. De dozen zijn geadresseerd aan een onderneming in De Haag. Na overleg met de Nederlandse autoriteiten worden de dozen – inmiddels ontdaan van de cocaïne – gecontroleerd afgeleverd op het ABC terrein in Poeldijk. Daar worden de dozen opgehaald door de ondernemer en naar zijn bedrijfspand gereden. Als hij bij zijn bedrijfspand de dozen uitlaadt, wordt hij aangehouden.

De burgemeester van Den Haag besluit hierop om met toepassing van artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) het bedrijfspand van de ondernemer voor de duur van 12 maanden te sluiten. Hieraan legt hij de vondst van 40,7 kilogram cocaïne in de haven van Antwerpen ten grondslag. Volgens hem zou zonder het ingrijpen van de Belgische en Nederlandse autoriteiten de cocaïne het bedrijfspand daadwerkelijk hebben bereikt. Tevens merkt de burgemeester de hoeveelheid drugs en de persoonlijke betrokkenheid van de ondernemer bij het (veronderstelde) vervoeren van de drugs aan als verzwarende omstandigheden. Daarom heeft hij, in plaats van een standaard sluiting van 6 maanden, een sluiting van 12 maanden opgelegd.

Lees verder via SBO

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *