08:04
19 april 2024

De Politiecolumn: Moet ook de gewone politieman kunnen doden?

Bij acute terreurdreiging wordt van de politie het onmiddellijk toepassen van dodelijk geweld gevraagd. Maar daarop is de politie niet voorbereid.

Het gebruik van zwaar geweld verandert. In de criminele wereld is het vuurwapengebruik toegenomen en worden steeds meer zware wapens gebruikt, bijvoorbeeld in de strijd tussen drugsbendes. Als de politie erbij betrokken raakt worden die wapens ook op haar gericht. Maar de meest ingrijpende veranderingen liggen op het terrein van het terrorisme.

Nederland kent al lang terroristisch geweld. Denk aan de Molukse gijzelingen en de bezetting van de Franse Ambassade in de jaren zeventig. Dat was ander terrorisme dan wij nu zien: de daders wilden concrete politieke doelen bereiken door (dreiging met) geweld. Het geweld was relatief beheerst, het aantal dodelijke slachtoffers was beperkt en zelfmoordacties kwamen niet voor.

Hoe anders is dat nu. In het hedendaagse terrorisme gaat het vooral om grote aantallen onschuldige slachtoffers te maken door op onverwachte momenten en plaatsen toe te slaan. Het gaat om het creëren van wanorde, van angst, het destabiliseren van de (westerse) samenleving door extreem geweld van bommen en zware vuurwapens. Optreden van de politie krijgt steeds meer het aanzien van militaire acties met uitgebreide schotenwisselingen, zoals in Parijs, Brussel en Verviers – Nederland is tot op heden de dans ontsprongen. Dergelijk optreden is niet te vergelijken met wat we tot en paar jaar terug als de normale politietaak zagen. Uitgangspunt voor de politie is altijd geweest iemand uitschakelen met zo min mogelijk geweld. Dodelijk geweld kon gerechtvaardigd zijn (bijvoorbeeld bij schietpartijen), maar het was nooit de opzet. Bij het nieuwe terrorisme kunnen zich situaties voordoen waarbij het afwenden van dreiging eigenlijk alleen effectief is als de politie onmiddellijk dodelijk geweld toepast. Bijvoorbeeld wanneer men iemand ziet die aan het touwtje van een bomgordel gaat trekken. Dan helpt een schot in de benen niet meer. En dat is een ander uitgangspunt dan wat wij van oudsher gewend zijn.

Stel nu dat de politie dodelijk geweld heeft toegepast in zo’n situatie. Dat zal niet als een probleem worden beschouwd wanneer er inderdaad sprake was van een bomgordel of een plofkoffer. Maar als die er niet waren? Dan is er een onschuldige burger gedood. Expres, en niet per ongeluk. De verwijten kunnen dan snel volgen. Maar ook het omgekeerde kan. De politie gebruikt geen geweld en alsnog gaat gordel of koffer af, met vele tientallen doden als gevolg. Ook dan zal er kritiek zijn. De dilemma’s zijn hels en er moet in een fractie van een seconde worden beslist. Hoezeer we ook mogen constateren dat de politie in eigenlijk alle West-Europese landen terughoudend en professioneel optreedt, is de kans dat het ooit een keer misloopt niet denkbeeldig. Bijvoorbeeld wanneer iemand in een panieksituatie een beweging maakt die de politieman of –vrouw doet denken dat er een bom gaat ontploffen.

De in de vorige eeuw opgerichte Bijzondere Bijstandseenheden waren bedoeld als vooral reactief opererende geweldsspecialisten, aangepast aan de eisen van die tijd. Het dreigingsbeeld is gekanteld en het politieoptreden ook. We zien overal in Europa met pistoolmitrailleurs bewapende politiemensen en militairen. In Nederland zijn nieuwe eenheden opgericht om het gat tussen de oorspronkelijke Bijzondere Bijstandseenheden en politieman of -vrouw op straat te dichten. Maar zij zullen zelden op tijd ter plaatse zijn. En dat betekent dat iedere politieambtenaar ermee te maken kan krijgen.

Aan deze veranderde situatie valt weinig te doen. Wel is van belang dat de politie (en de krijgsmacht) zich zo goed mogelijk voorbereid(en). Dat betekent in de eerste plaats goed getrainde speciale eenheden, maar ook goed voorbereide ‘gewone’ politiemensen. Waarop moeten ze letten? Wanneer is de dreiging reëel? Zijn er nog alternatieven? In de tweede plaats is het belangrijk dat er aandacht komt voor deze dilemma’s in de ambtsinstructie of de toelichting daarop. De verantwoordelijkheid mag niet volledig op de schouders worden gelegd van de individuele agent. In de derde plaats moet het beoordelen van politieel geweldgebruik (of het nalaten daarvan) op een andere manier worden georganiseerd. Op dit moment staat de strafrechtelijke beoordeling centraal: het gebruik van geweld kan van de politieambtenaar gemakkelijk een verdachte maken. Dat is niet terecht – zijn werkgever stuurt hem met dodelijke wapens de straat op, dan hoort die werkgever daaraan ook consequenties te verbinden en het oordeel niet over te laten aan het openbaar ministerie. Bovendien staat deze aanpak haaks op het verbeteren van het optreden. Het verdient de voorkeur om er een primair professionele beoordeling van te maken die kan worden getoetst door een tuchtrechter.

De Politiecolumn wordt afwisselend geschreven door deskundigen uit wetenschap, bestuur en politie. Kees van der Vijver is  emeritus hoogleraar Politie- en Veiligheidsstudies aan de Universiteit Twente.

Bron: nrc

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *